AFDRUKKEN ALS DE FUNCTIE GEBRUIKERSAUTHENTICATIE IS INGESCHAKELD
De gebruikersinformatie (zoals gebruikersnaam en wachtwoord)
die moet worden ingevoerd, varieert naargelang de gebruikte authenticatiemethode.
U moet dan ook contact opnemen met de beheerder van het apparaat
voordat u gaat afdrukken.
Het menu dat wordt gebruikt om af te drukken, kan
per toepassing variëren.
Selecteer in de applicatie [Druk af] in het menu [Archief].
Voer uw gebruikersinformatie in.
- Controleer of de printernaam van het apparaat
is geselecteerd.
- Selecteer [Taakverwerking].
- Klik op het tabblad [Verificatie].
- Voer uw gebruikersinformatie in.
- Wanneer authenticatie
wordt uitgevoerd via gebruikersnaam/wachtwoord, voert u uw gebruikersnaam
in bij 'Gebruikersnaam' en uw wachtwoord (1 tot 32 tekens) bij 'Wachtwoord'.
- Wanneer authenticatie
wordt uitgevoerd via gebruikersnummer, voert u uw gebruikersnummer
in bij 'Gebruikersnummer' (5 tot 8 cijfers).
- Voer zo nodig de gebruikersnaam en opdrachtnaam in.
- Gebruikersnaam
Voer uw gebruikersnaam in (maximaal 32 tekens). De door u ingevoerde
gebruikersnaam wordt in het aanraakscherm van het apparaat weergegeven.
Als u geen gebruikersnaam invoert, wordt de aanmeldnaam van uw pc
weergegeven.
- Opdrachtnaam
Voer een opdrachtnaam in (maximaal 32 tekens). De door u ingevoerde
opdrachtnaam wordt als bestandsnaam in het aanraakscherm van het apparaat
weergegeven. Als u geen opdrachtnaam invoert, wordt de ingestelde
bestandsnaam uit de applicatie weergegeven.
- Klik op de knop [Afdrukken].