SHARP

Taal

HET SCANNEN VAN DE ORIGINELEN INSTELLEN

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u in het beginscherm van de Eenvoudige modus een bestemming invoert.
EENVOUDIGE MODUS

AUTOMATISCH BEIDE ZIJDEN VAN EEN ORIGINEEL SCANNEN (2-zijdig orig.)

De automatische documentinvoereenheid zal automatisch beide zijden van het document scannen.
Een 2-zijdig origineel kan bijvoorbeeld worden gescand, en de voor- en achterzijden ervan kunnen als 2 pagina’s worden verzonden.

  • 2-zijdig scannen is niet mogelijk bij directe verzending of luidsprekerverzending.
  • Op de BP-60C31/BP-60C36/BP-60C45/BP-50C26/BP-50C31/BP-50C36/BP-50C45 is dubbelzijdig scannen niet mogelijk als er originelen met verschillende breedtes worden gescand.
  • 2-zijdig scannen is niet mogelijk wanneer het origineelformaat is ingestelde op Lang formaat.
  • 2-zijdig scannen is niet mogelijk wanneer “Instellingen (beheerder)” [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Apparaatbeheer] → [Voorwaarde-instellingen] of [Instellingen In /uitschakelen]→ [Uitschakelen van origineelinvoer is ingeschakeld.
2-zijdig scannen wordt automatisch uitgeschakeld nadat verzending beëindigd is.

Tik op de toets [Origineel] en vervolgens op de toets [Boek] of [Tablet].

Raadpleeg de afbeelding links om de inbindzijde van het origineel te bepalen en selecteer de toets waarop moet worden getikt.
  1. Boek
  2. Schrijfblok
Tik in de normale modus op de toets [2-Zijdig Boekje] of de toets [2-Zijdig Schrijfblok].

Tik op de toets [Afdrukstand] met dezelfde afdrukstand als het origineel.

Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen geschikte beeld verzonden. Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Dubbelzijdig scannen annuleren:
Tik op de toets [1-Zijdig]. Tik in de Normale modus op de ingedrukte toets [2-Zijdig Boekje] of [2-Zijdig schrijfblok] om het scannen te annuleren.

AUTODETECTIE

Wanneer het origineel wordt geplaatst, wordt het formaat ervan automatisch gedetecteerd.
In de Normale modus wordt het formaat van het geplaatste origineel in het beginscherm weergegeven als 'Scanformaat' en het verzendformaat als 'Verzendformaat'.

In het bovenstaande scherm is het scanformaat (het geplaatste origineel) A4 (8-1/2" x 11") en is het verzendformaat Auto. Is het scanformaat bijvoorbeeld A4 (8-1/2" x 11") en het verzendformaat B5 (5-1/2" x 8-1/2"), dan wordt het beeld vóór verzending verkleind.

HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL IN PAPIERFORMAAT OPGEVEN

Als het origineelformaat niet-standaard is (inchformaat of niet-standaardformaat) of als het is niet juist is gedetecteerd, geeft u het origineelformaat handmatig op.

Als [Lang Form.] is geselecteerd, kunnen de 2-zijdige scaninstelling en het verzendformaat niet worden gewijzigd. Het beeld wordt alleen in Mono2 verzonden.

In de Eenvoudige modus

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Automatisch].

Tik op de toets voor het gewenste origineelformaat.

Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Als u een lang origineel verzendt, voert u de instelling in normale modus uit.

In de Normale modus

Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.

EENVOUDIGE MODUS

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Scanformaat].

Tik op de toets van het origineelformaat.

Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Als u een lang origineel verzendt, tikt u op de toets [Lang Form.].
Gebruik de automatische documentinvoereenheid voor het scannen van een lang origineel. De maximaal te scannen breedte bedraagt 1000 mm (39-3/8") (de maximale hoogte is 297 mm (11-5/8")).
VERZENDBARE ORIGINEELFORMATEN

HET SCANFORMAAT VAN HET ORIGINEEL MET GETALSWAARDEN OPGEVEN

As u een origineel met een niet-standaardformaat scant, zoals een briefkaart, geeft u het formaat van het origineel middels getalswaarden op nadat u het origineel hebt geplaatst. De breedte kan 25 mm t/m 432 mm (1" t/m 17") zijn en de hoogte kan 25 mm t/m 297 mm (1" t/m 11-5/8") zijn.

Als het scanformaat wordt opgegeven als getalswaarden, kan het verzendformaat niet worden opgegeven.

In de Eenvoudige modus

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Automatisch].

Tik op de toets [Directe Invoer].

Geef het formaat van het origineel op.

  • Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
  • Het is handig om ( ) te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.

Druk tweemaal op .

Controleer op het basisscherm of het opgegeven formaat wordt weergegeven bij de toets [Origineel].
De opgegeven formaatinstellingen annuleren:
Tik op de toets [Auto].

In de Normale modus

Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.

EENVOUDIGE MODUS

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Scanformaat].

Tik op de toets [Directe Invoer] en voer het scanformaat in.

  • Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
  • Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.

Tik op de toets [OK].

Wanneer de instellingen voltooid zijn, tikt u tweemaal op .
Controleer op het basisscherm of het opgegeven formaat wordt weergegeven bij de toets [Origineel].
De opgegeven formaatinstellingen annuleren:
Tik op de toets [Auto].

VAAK GEBRUIKTE ORIGINEELFORMATEN OPSLAAN

Sla de veelgebruikte niet-standaard origineelformaten op. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u niet-standaard origineelformaten opslaat, ophaalt, wijzigt en wist.

  • Het opgeslagen origineelformaat blijft behouden, ook als het apparaat wordt uitgeschakeld.
  • U kunt maximaal 12 niet-standaard origineelformaten registreren voor kopiëren, faxen en het verzenden van afbeeldingen.
  • De toegevoegde origineelformaten worden ook in de andere modi weergegeven.

Formaten van origineel opslaan (Wijzigen/Wissen)

Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.

EENVOUDIGE MODUS

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Scanformaat] en op vervolgens op de tab [Aangepast Form].

Tik op de toets [Opslaan/ Verwijderen].

Tik op een toets ( ) om een extra origineelformaat op te slaan.

Tik op een toets die geen formaat aangeeft.
Een eerder opgeslagen toets veranderen of verwijderen:
Tik op de toets die u wilt veranderen of verwijderen. Het onderstaande scherm verschijnt.
  • Als u de toets wilt veranderen, tikt u op de toets [Wijzigen] en gaat u verder met de volgende stap.
  • Als u de toets wilt verwijderen, tikt u op de toets [Wissen]. Controleer of het origineelformaat is gewist en tik op de toets .

Geef het formaat van het origineel op.

Tik op de gebieden die breedte- en hoogteformaten weergeven en voer het formaat met de cijfertoetsen in.
Het is handig om te gebruiken om het ingevoerde formaat fijn af te stellen.

Tik op de toets [OK].

Tik op de toets en controleer of de toets van het formaat dat in het scherm Scanformaat is opgeslagen, juist is toegevoegd. Tik, nadat u het hebt gecontroleerd op .
De bewerking annuleren:
Tik op de toets [CA].

Een opgeslagen origineelformaat ophalen
In de Eenvoudige modus

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Automatisch].

Tik op de toets [Aangepast Formaat].

Tik op de toets van het origineelformaat dat u wilt ophalen.

Druk tweemaal op .
Controleer op het basisscherm of het opgegeven formaat wordt weergegeven bij de toets [Origineel].
Als u de bewerking wilt annuleren
Tik op de toets [CA].

In de Normale modus

Tik op de toets [Detail] om naar de normale modus te gaan.

EENVOUDIGE MODUS

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Scanformaat] en op vervolgens op de tab [Aangepast Formaat].

Tik op de toets van het origineelformaat dat u wilt ophalen.

Nadat u de toets van het origineelformaat hebt geselecteerd, tikt u op de toets . Controleer of het opgegeven formaat in het scherm Scanformaat wordt weergegeven.
Als u de bewerking wilt annuleren
Tik op de toets [CA].

HET VERZENDFORMAAT VAN DE AFBEELDING OPGEVEN

Tik op deze toets om het verzendformaat op te geven als een papierformaat. Als het opgegeven verzendformaat groter is dan het scanformaat, zal het beeld worden vergroot. Als het opgegeven verzendformaat kleiner is dan het scanformaat, zal het beeld worden verkleind.

Het verzendformaat kan niet worden opgegeven wanneer [Lang Form.] als scanformaat is geselecteerd of wanneer het scanformaat in getalswaarden is opgegeven.

Tik op de toets [Details] om naar de normale modus te gaan.

EENVOUDIGE MODUS

Tik op de toets [Origineel].

Tik op de toets [Verzendformaat].

Tik op de toets voor het gewenste verzendformaat.

Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Afhankelijk van het papierformaat dat u hebt opgegeven bij 'Scanformaat', is het misschien niet mogelijk bepaalde formaten te selecteren bij 'Verzendformaat'. U kunt niet tikken op de formaattoetsen die niet beschikbaar zijn voor 'Verzendformaat'.

Tik op de toets [Stand afbeelding] met dezelfde afdrukstand als het origineel.

Als deze instelling niet juist is, wordt er mogelijk geen geschikte beeld verzonden.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
De standaardinstelling voor de afdrukstand configureren:
Selecteer in “Instellingen (beheerder”) [Systeeminstellingen] → [Instellingen Beeld Verzenden] → [Algemene instellingen] → [Voorwaarde-Instellingen] → [Stand afbeelding].
De factor voor verkleinen of vergroten van het origineel wordt weergegeven tussen 'Scanformaat' en 'Verzendformaat'.

DE BELICHTING WIJZIGEN

De belichting kan worden aangepast aan de helderheid van het origineel.

Bij gebruik van de automatische documentinvoereenheid kan de instelling van de belichting niet meer worden gewijzigd als het scannen eenmaal is begonnen. (Als echter 'Opdr. samenst.' of 'Voorbeeldinstelling' bij 'Overige' wordt gebruikt, kan de belichting telkens wanneer u een nieuwe set originelen plaatst, worden gewijzigd.)

Belichtingsinstellingen

Belichting Suggestie

Auto

Bij deze instelling wordt de belichting automatisch aangepast aan lichtere en donkerdere delen van het origineel.

Handmatig

1-2

Selecteer deze instelling bij een origineel met donkere tekst.

3

Selecteer deze instelling voor een normaal origineel (niet licht en niet donker).

4-5

Selecteer deze instelling wanneer het origineel uit lichte tekst bestaat.

Nadat u op de toets [Belichting] hebt getikt, tikt u op de toets [Handmatig].

Pas de belichting met de schuifregelaar of aan.

Na de aanpassing tikt u op .
Wanneer [Auto] is geselecteerd, wordt de belichting ingesteld op '3'.

DE RESOLUTIE WIJZIGEN

De resolutie kan zo gekozen worden dat deze overeenkomt met de eigenschappen van het origineel, zoals tekst of foto, het formaat van de tekst en de lichtsterkte van de afbeelding.
Resolutie-instellingen

Resolutie Suggestie

Standaard

Selecteer deze instelling wanneer uw originelen bestaan uit teksten in normaal formaat (zoals de tekst in deze gebruiksaanwijzing).

Fijn

Selecteer deze instelling wanneer uw originelen kleine letters of diagrammen met dunne lijnen bevatten.

Het origineel wordt gescand met een resolutie die tweemaal zo hoog is als de instelling [Standaard].

Extra Fijn

Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen bevatten.

Er wordt een afbeelding verkregen van betere kwaliteit dan bij de instelling [Fijn].

Ultrafijn

Selecteer deze instelling wanneer uw originelen complexe afbeeldingen of diagrammen bevatten.

Deze instelling geeft de beste beeldkwaliteit. De verzending duurt echter langer dan bij de andere instellingen.

Halftoon

Selecteer deze instelling als uw origineel een foto is of kleurgradaties heeft (zoals een origineel in kleur).

Deze instelling geeft een helderder beeld dan [Fijn], [Extra Fijn] of [Ultrafijn] alleen.

Halftoon kan niet worden geselecteerd wanneer [Standaard] wordt gebruikt.

  • Bij gebruik van de automatische documentinvoereenheid kan de instelling van de resolutie niet meer worden gewijzigd als het scannen eenmaal is begonnen. (Als echter 'Opdr. samenst.' of 'Voorbeeldinstelling' bij 'Overige' wordt gebruikt, kan de resolutie telkens wanneer u een nieuwe set originelen plaatst, worden gewijzigd.)
  • Wanneer een fax verzonden wordt met de resolutie [Ultrafijn], [Extra Fijn] of [Fijn], zal er een lagere resolutie worden gebruikt als het ontvangende apparaat die resolutie aan kan.

Tik op de toets [Resolutie].

Tik op de toets voor de gewenste resolutie.

Als het origineel een foto is of kleurschakeringen bevat (zoals een kleurenorigineel) en u een scherper beeld wilt produceren dan kan worden verkregen met alleen [Fijn], [Extra Fijn] of [Ultrafijn], stelt u het selectievakje [Halftoon] in op .
Halftoon kan niet worden geselecteerd wanneer [Standaard] wordt gebruikt.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van de instellingen, tikt u op .
Taal

Version 04a / bp70c65_usr_04a_nl

↑Eerste pagina