Een bestand dat is opgeslagen met de functie voor documentarchivering
kan worden opgehaald en afgedrukt. De instellingen die werden gebruikt
toen het bestand werd opgeslagen zijn ook opgeslagen, zodat het
bestand opnieuw kan worden afgedrukt met dezelfde instellingen.
U kunt het bestand ook aanpassen door de afdrukinstellingen te wijzigen voordat
u het afdrukt.
Hiermee drukt u een bestand
af met de instellingen waarmee het is opgeslagen. Selecteer een
bestand en tik op de toets [Nu afdrukken].
Als u de gegevens na het afdrukken wilt verwijderen, schakelt
u het selectievakje [Verwijderen] in (
).
Als u het bestand in zwart/wit wilt afdrukken, schakelt u
het selectievakje [Z/W-afdruk] in (
).
Om het aantal bladen om af te drukken te wijzigen, tikt u
op de toets [Aantal kopieën] en gebruikt u de numerieke toetsen om het
aantal afdrukken in te stellen.
Volg de onderstaande stappen nadat u het
gewenste bestand hebt geselecteerd.
EEN BESTAND SELECTEREN OM OP TE HALEN
Tik in het actiescherm op [Afdrukinstelling wijzigen].
Wijzig de afdrukinstellingen.
Schakel desgewenst het selectievakje [Wissen] of [Z/W-afdruk] in .
Tik op de toets [Start].
Het bestand wordt afgedrukt.Version 04a / bp70c65_usr_04a_nl