Selecteer de minimaal vereiste instellingen voor de
apparaatverbinding met het netwerk.
Bij gebruik van het apparaat op een TCP/IP (IPv4)-netwerk,
gebruikt u deze instelling om het IP-adres van het
apparaat te configureren. De instellingen worden hieronder weergegeven.
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch
te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)/BOOTP
(Bootstrap Protocol). Wanneer deze instelling is ingeschakeld is
het niet nodig om het IP-adres handmatig in te voeren.
Voer het IP-adres van de machine in.
Voer het IP-subnetmasker in.
Voer het standaardgateway-adres in.
Voer een apparaatnaam in.
Voer de naam van het domein in.
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
Voer de domeinnaam in waar de geselecteerde DNS-server
bestaat.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de primaire SMTP-server
in.
Voer de naam van de afzender in.
Als de gegevens niet kunnen worden verzonden, kan de
server een e-mailbericht retourneren met de melding dat verzending
niet heeft plaatsgevonden. Voer een e-mailadres (één adres) in om
dergelijke berichten te ontvangen. Doorgaans wordt het e-mailadres
van de systeembeheerder ingevoerd.
Als
is geselecteerd, kan communicatie met
SMTP-over-TLS-versleuteling worden gebruikt door de opdracht STARTTLS.
De server moet de opdracht STARTTLS wel ondersteunen.
U kunt SSL/TLS-communicatie toestaan door “Poortnummer” op
hetzelfde poortnummer in te stellen als de normale SMTP.
Specificeer de authenticatiemethode voor SMTP.
Selecteer "OAuth 2.0" bij gebruik van Microsoft365, Exchange
Online, enz.
Zie "
OAuth 2.0 AUTHENTICATIE" voor informatie
over het configureren van de instellingen wanneer OAuth 2.0 is geselecteerd.
Dit kan worden ingesteld wanneer "OAuth 2.0" is geselecteerd
als "Authenticatie Methode".
Selecteer een provider.
Dit kan worden ingesteld wanneer "OAuth 2.0" is geselecteerd
als "Authenticatie Methode".
Voer een accountnaam in.
Dit kan worden ingesteld wanneer "OAuth 2.0" is geselecteerd
als "Authenticatie Methode".
Toont de huidige tokenstatus.
De "Token opvragen" toets wordt weergegeven als het
token niet is verkregen, en de "Wissen" toets wordt weergegeven
als het token is verkregen.
Deze instelling is beschikbaar wanneer "SMTP-authenticatie"
is geselecteerd als "Authenticatie Methode".
Voer de gebruikersnaam in.
Deze instelling is beschikbaar wanneer "SMTP-authenticatie"
is geselecteerd als "Authenticatie Methode".
Voer het wachtwoord in.
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen]
in op
.
Tik op de knop [Uitvoeren:] om de verbinding met de
SMTP-server te testen.
Voer de adresboeknaam in.
Voert de standaardzoekinstellingen in voor het zoeken
naar een specifiek gebied van de LDAP-directorygegevensstructuur.
Bijvoorbeeld: o = ABC, ou = NY, cn = Everyone
De ingevoerde waarden moeten met een puntkomma of komma van
elkaar worden gescheiden.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de LDAP-server
in.
Voer de accountnaam voor de LDAP-instelling in.
Voer het wachtwoord in.
Wijzig het wachtwoord door
in te stellen.
Selecteer de authenticatieserver in de vervolgkeuzelijst.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de Kerberos-authenticatieserver
in.
Voer de Kerberos-realm in.
Als
is ingesteld, is de SSL/TLS-coderingscommunicatie
ingeschakeld.
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbinding met de
LDAP-server te testen.
Voer een apparaatnaam in.
Voer de naam van het domein in.
Voer een opmerking in
Stel hoofdzakelijk items met betrekking tot TCP/IP in.
Gebruik deze instelling om het IP-adres van de machine
in te stellen wanneer u de machine gebruikt in een TCP/IP-netwerk
met IPv4. De instellingen worden hieronder weergegeven.
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch
te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol).
Wanneer deze instelling is ingeschakeld is het niet nodig om het
IP-adres handmatig in te voeren.
Voer het IP-adres van de machine in.
Voer het IP-subnetmasker in.
Voer het standaardgateway-adres in.
Gebruik deze instelling om het IP-adres van het apparaat
in te stellen wanneer u het apparaat gebruikt in een TCP/IP (IPv6)-netwerk.
Schakel deze instelling in.
Gebruik deze instelling om het IP-adres automatisch
te verkrijgen met behulp van DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)
v6. Wanneer deze instelling is ingeschakeld is het niet nodig om
het IP-adres handmatig in te voeren.
Voer het IP-adres en de prefixlengte (0 t/m 128) van
het apparaat in.
Voer de standaardgateway in.
Geef de maximumgrootte op voor het doorsturen van gegevens.
Hiermee wordt gecontroleerd of het apparaat kan communiceren
met de pc van het netwerk.
Geef het IP-adres van de betreffende pc op en tik op de toets
[Uitvoeren]. Er wordt een melding getoond waarin wordt aangegeven
of de pc heeft geantwoord of niet.
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
Voer het IP-adres van de primaire DNS-server in.
Voer het IP-adres van de secundaire DNS-server in.
Voer de domeinnaam in waar de geselecteerde DNS-server
bestaat.
Stel deze optie in om de DNS-server automatisch bij
te werken.
Met IEEE802.1X kan een gebruiker worden gemachtigd tot
gebruik van het apparaat.
Het IEEE802.1X-protocol definieert authenticatie op poortbasis
voor bedrade netwerken.
Gebruik IEEE802.1X-authenticatie om alleen geauthenticeerde
apparaten gebruik te laten maken van het netwerk en het netwerk
te beschermen tegen misbruik door derden.
Sommige instellingen van webpagina's blokkeren verbinding
met het apparaat, afdrukken, scannen of weergave van de instellingsmodus
(webversie). Maak deze instelling in dat geval ongedaan en wijzig
de instellingen van de instellingsmodus (webversie).
Stel in of authenticatie moet worden gebruikt met behulp
van IEEE802.1X.
Stel de EAP-authenticatiemethode in bij IEEE802.1X.
Geef de EAP-gebruikersnaam in bij authenticatie.
Geef het EAP-wachtwoord in voor authenticatie.
Stel in of serverauthenticatie moet worden gebruikt.
Stel de EAP time-out in.
Geef aan hoe vaak EPS opnieuw zal proberen te verzenden
als de communicatie mislukt.
Toont de status van het certificaat dat vereist is voor
verzending met IEEE802.1X. Klik op [Installeren] om het certificaat te
installeren.
Toont de status van het CA-certificaat dat vereist is
voor verzending met IEEE802.1X. Klik op [Installeren] om het certificaat
te installeren.
Configureer de instellingen voor SMTP, Kerberos-authenticatie,
SNTP, mDNS, SNMP en SMB.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de primaire SMTP-server
in.
Deze instelling is beschikbaar wanneer u "Authenticatie
Methode" anders dan "OAuth 2.0" selecteert.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de secundaire SMTP-server
in.
Voer een poortnummer in.
Voer een time-out in. Deze waarde wordt gebruikt voor
de verbinding met de SMTP-server en voor de verzending van gegevens
volgens de e-mailsysteemspecificaties.
Voer de naam van de afzender in.
Voer het adres van de afzender in
Als
SSL is ingeschakeld, kan communicatie
met SMTP-over-TLS-versleuteling door de opdracht STARTTLS worden gebruikt.
De server moet de opdracht STARTTLS wel ondersteunen.
U kunt SSL/TLS-communicatie toestaan door “Poortnummer” op
hetzelfde poortnummer in te stellen als de normale SMTP.
Specificeer de authenticatiemethode voor SMTP.
Selecteer "OAuth 2.0" bij gebruik van Microsoft365, Exchange
Online, enz.
Zie "
OAuth 2.0 AUTHENTICATIE" voor informatie
over het configureren van de instellingen wanneer OAuth 2.0 is geselecteerd.
Dit kan worden ingesteld wanneer "OAuth 2.0" is geselecteerd
als "Authenticatie Methode".
Selecteer een provider.
Dit kan worden ingesteld wanneer "OAuth 2.0" is geselecteerd
als "Authenticatie Methode".
Voer een accountnaam in.
Dit kan worden ingesteld wanneer "OAuth 2.0" is geselecteerd
als "Authenticatie Methode".
Toont de huidige tokenstatus.
De "Token opvragen" toets wordt weergegeven als het
token niet is verkregen, en de "Wissen" toets wordt weergegeven
als het token is verkregen.
Deze instelling is beschikbaar wanneer "SMTP-authenticatie"
is geselecteerd als "Authenticatie Methode".
Voer de gebruikersnaam in.
Deze instelling is beschikbaar wanneer "SMTP-authenticatie"
is geselecteerd als "Authenticatie Methode".
Voer het wachtwoord in.
Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen]
in op
.
Deze instelling is beschikbaar wanneer u "Authenticatie
Methode" anders dan "OAuth 2.0" selecteert.
Als
is ingesteld, wordt u geauthenticeerd
voor de POP-server voordat u de SMTP-communicatie gebruikt.
Tik op de knop [Uitvoeren:] om de verbinding met de
SMTP-server te testen.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de Kerberos-authenticatieserver
in.
Voer het poortnummer van de Kerberos-authenticatieserver
in.
Voer de Kerberos-realm in.
Stel deze optie in om het SNTP-protocol te gebruiken.
Voer de hostnaam of het IP-adres van de SNTP-server
in.
Voer een poortnummer in.
Voer een time-out in.
Voer een interval in om de SNTP-server te synchroniseren.
Stel deze optie in op
om synchronisatie bij het opstarten van
het apparaat uit te voeren.
Wanneer u hierop tikt, wordt het apparaat gesynchroniseerd
met de tijd van de SNTP-server.
Stel deze optie in om de mDNS-instellingen te gebruiken.
Voer een servicenaam in.
De domeinnaam weergeven.
Selecteer een service die u met de prioriteit gebruikt.
Stel deze optie in om de SNMPv1-instellingen te gebruiken.
Stel een toegangsmethode in.
Voer de naam voor de GET-community in om de apparaatinformatie
via SNMP op te halen.
Voer de naam voor de SET-community in die voor de SNMP-instelling
is vereist.
Wijzig de SET-community door
in te stellen.
Voer de communitynaam in voor de SNMP TRAP die vanaf
het apparaat wordt verstuurd.
Voer het IP-adres van de bestemmingscomputer voor SNMP
TRAP-communicatie in.
Stel deze optie in om de SNMPv3-instellingen te gebruiken.
Voer de gebruikersnaam in.
Voer de authenticatiecode in.
Voer de privacycode in.
De contextnaam weergeven.
Stel de versie van het SMB-protocol in die wordt gebruikt
voor functies zoals openbare map/NAS.
Gebruik deze instelling om verbinding te maken met een apparaat
dat niet automatisch de SMB-protocolversie kan wijzigen, of als
er een probleem is met de verbinding met een ander apparaat vanwege
verschillende versies.
Stel de versie in op SMBv1, SMBv2 of SMBv3.
Stel de versie van het SMB-protocol in dat wordt gebruikt
voor functies zoals Scannen naar netwerkmap.
Gebruik deze instelling om verbinding te maken met een apparaat
dat niet automatisch de SMB-protocolversie kan wijzigen, of als
er een probleem is met de verbinding met een ander apparaat vanwege
verschillende versies.
Stel de versie in op SMBv1, SMBv2 of SMBv3.
Stel deze optie in om LPD te gebruiken.
Voer een time-out in.
Stel deze optie in om de banner te gebruiken.
Stel deze optie in om RAW afdrukken te gebruiken.
Voer een poortnummer in.
Voer een time-out in.
Stel deze optie in op
om bidirectionele communicatie te gebruiken.
Stel deze optie in om WSD afdrukken te gebruiken.
Stel deze optie in om multicast-detectie te gebruiken.
Stelt in of de service Universeel afdrukken moet worden
gebruikt.
Toont de huidige status van het service Universeel afdrukken.
Stel de afdruknaam in voor gebruik met de service Universeel
afdrukken van het apparaat.
Deze instelling is beschikbaar wanneer het apparaat niet geregistreerd
is voor de service Universeel afdrukken.
Deze optie is beschikbaar wanneer de service Universeel
afdrukken nog niet is geregistreerd.
U zult een code zien om zich te registreren voor de
service Universeel afdrukken.
Klik op de URL en u zult een afzonderlijk venster te
zien krijgen waar u uw code voor registratie kunt invoeren.
Dit wordt gebruikt om de registratie van het apparaat
ongedaan te maken bij de service Universeel afdrukken.
De LDAP-instellingen worden hierna uitgelegd.
Wanneer u op de toets [Opslaan] tikt, worden de LDAP-instellingen
bijgewerkt met uw invoer.
Het standaardadresboek is ingesteld op
.
Om een globaal adresboek toe te voegen, tikt u op de
toets Toevoegen.
Om het globale adresboek te wissen, selecteert u het
item en tikt u op de toets [Wissen].
Instellingsitem | Instellingen |
---|---|
Naam |
Voer de adresboeknaam in. |
Zoek-root |
Voert de standaardzoekinstellingen in voor het zoeken naar een specifiek gebied van de LDAP-directorygegevensstructuur. Bijvoorbeeld: o = ABC, ou = NY, cn = Everyone De ingevoerde waarden moeten met een puntkomma of komma van elkaar worden gescheiden. |
LDAP-server |
Voer de hostnaam of het IP-adres van de LDAP-server in. |
Servertype |
Selecteer Standaard of Aangepast in de lijst met servertypen.
|
Kenmerk gebruiker-ID |
Stel de eigenschap voor gebruikers-ID in.
|
Zoekkenmerk |
Stel de eigenschap voor LDAP zoeken in.
|
E-mailadres verkrijgen van |
Stel de eigenschap voor E-mailadres zoeken in.
|
Openbare sleutel zoeken |
Hiermee stelt u de eigenschap voor open code zoeken in.
|
Paginalimietgroep |
Stel de eigenschap voor Paginalimietgroep opslaan zoeken in.
|
Authoriteitsgroep |
Stel de eigenschap voor Authoriteitsgroep opslaan zoeken in.
|
Favoriete handelingen-groep |
Stel de eigenschap voor Favoriete handelingen-groep zoeken in.
|
Mijn map |
Stel de eigenschap voor Mijn map zoeken in.
|
Kaart-ID |
Hiermee stelt u de eigenschap voor card-ID zoeken in.
|
Home-directory |
Geef het pad naar uw home directory.
|
Gebruikersnaam |
Geef de gebruikersnaam op voor authenticatie tegen uw pad voor de home directory. |
Wachtwoord |
Voer maximaal 255 cijfertekens in voor het wachtwoord voor authenticatie van het home directory-pad. |
Aangepast kenmerk 1-10 |
Voer elke aangepaste eigenschap in. |
Poortnummer |
Voer een poortnummer in.
|
Time-out |
Voer een time-out in.
|
Gebruikersnaam |
Voer de accountnaam voor de LDAP-instelling in.
|
Wachtwoord |
Voer het wachtwoord in. Als u het wachtwoord wilt wijzigen, stelt u [Wachtwoord wijzigen] in op . |
Authenticatietype |
Selecteer de authenticatieserver in de vervolgkeuzelijst. |
Prefix binden |
Stel de bindprefix in.
|
Servergebruik |
Stel de serverapplicatie in. Stel het adresboek en gebruikersauthenticatie in.
|
Beschikbaar bestemmings type |
Selecteer het toepasselijke bestemmingstype uit E-mailadressen.
|
Keuze op bedieningspaneel toestaan. |
Geef aan of het globale adres moet kunnen worden geselecteerd via het bedieningspaneel van het apparaat.
|
Te gebruiken als standaard |
Geef aan of het geselecteerde globale adres als standaardadres moet worden gebruikt.
|
Een gebruiker authenticeren in globale adreszoekopdracht |
Geef aan of een gebruiker moet worden geauthenticeerd als wordt gezocht naar een globaal adres.
|
SSL/TLS inschakelen |
Versleutelde communicatie door SSL/TLS wordt uitgevoerd.
|
Verbindingstest |
Tik op de knop [Uitvoeren] om de verbindingstest uit te voeren en de resultaten ervan weer te geven. |
Dit gedeelte beschrijft de items die moeten worden ingesteld
in de instellingen van Active Directory van de systeeminstellingen
uit de instellingen die moeten worden gemaakt bij gebruik van Active
Directory op dit apparaat.
Zoek Attribuut
Stel zoekattributen in.
Stel elke optie in op [Verboden] als de opslag niet
wordt gebruikt.
Een proxyserver gebruiken om verbinding te maken met
het netwerk.
Item | Beschrijving |
---|---|
Proxy-instelling |
Een proxyserver gebruiken om verbinding te maken met het netwerk.
|
Adres proxyserver |
Voer het adres van de proxyserver in. |
Gebruikersnaam |
Voer een gebruikersnaam voor toegang tot de proxyserver in. |
Wachtwoord |
Voer een wachtwoord voor toegang tot de proxyserver in. |
Poortnummer |
Voer het poortnummer van de proxyserver in.
|
Adres zonder proxygebruik |
Geef het uitzonderingsadres op van de proxy die wordt gebruikt door de externe koppelingsfunctie of Sharp OSA. [Invoermethode] 1) Kan worden ingesteld met een hostnaam of IP-adres. 2) Bij het gebruik van een hostnaam, kunt u een wildcard (*) gebruiken aan het begin van de domeinnaam. (Voorbeeld: “*voorbeeld.□□□” (equivalent aan “voorbeeld.□□□”, “sub.voorbeeld.□□□”, “subvoorbeeld.□□□”, enz.) 3) Bij het gebruik van een IP-adres, kunt u een wildcard (*) gebruiken aan het eind van het adres. (Voorbeeld: "10*" (gelijk aan 100.nnn.nnn.nnn tot 109.nnn.nnn.nnn) Als de Sharp OSA-toepassing die "HTML Browser 3.5" gebruikt is ingesteld op een uitzonderingsadres, kan regel (3) niet worden gebruikt. 4) U kunt een scheidingsteken (puntkomma (;)) gebruiken om meerdere adressen in te voeren. (Voorbeeld: “99.99.99.99;voorbeeld.□□□”) |
Hierna worden de toegangsinstellingen voor de instellingsmodus
(webversie) uitgelegd.
Voer het aantal gebruikers in dat gelijktijdig toegang
heeft tot de instellingsmodus (webversie).
Voer een tijd in voor automatische afmelding wanneer
de communicatie met het apparaat niet meer voortduurt.
De gebruikers die zich bij dit apparaat hebben aangemeld,
worden weergegeven.
Toont de gebruiker die op dit ogenblik is aangemeld
en het IP-adres.
De momenteel aangemelde gebruikers worden afgemeld.
Version 03a / bp90c80_usr_03a_nl