BEPAALDE PAGINA'S OP ANDER PAPIER AFDRUKKEN (ANDER PAPIER)
In een Windows-omgeving
De voor- en achterkaft en bepaalde pagina's van een
document worden op ander papier afgedrukt dan de andere pagina's.
Gebruik deze functie als u de voor- en achterkaft op zwaar
papier wilt afdrukken of als u gekleurd papier of een andere type
papier voor bepaalde pagina's wilt gebruiken.
Papier kan zo nodig worden tussengevoegd als blanco tussenblad.
In een macOS-omgeving
De voor- en achterkaft kunnen op ander papier worden
afgedrukt dan de andere pagina's. Deze functie kan bijvoorbeeld worden
gebruikt als u alleen de voorkaft en de laatste pagina op zwaar
papier wilt afdrukken.
Windows
- Klik op de tab [Invoegbladen].
- Selecteer [Omslagen/Invoegbladen] bij [Invoegbladenoptie] en klik op de toets
[Instellingen].
- Selecteer de invoeginstellingen voor het papier.
- Selecteer
de invoegpositie, papierbron en afdrukwijze in de diverse menu's.
- Klik op de toets [Toev.].
Uw instellingen worden weergegeven bij 'Informatie'.
- Wanneer u alle gewenste
instellingen hebt geselecteerd, klikt u op de toets [Opslaan]
bij 'Favorieten' om de instellingen op te slaan.
- Als
[Handinvoer] is geselecteerd bij 'Papierlade', moet u het 'Papiertype'
selecteren en dat type papier in de doorvoerlade plaatsen.
- Als [Andere pagina]
wordt geselecteerd bij 'Invoegpositie', kan de invoegpositie worden
opgegeven door het paginanummer rechtstreeks in te voeren. Als 'Afdrukmethode'
is ingesteld op [Dubbelzijdig afdrukken], worden de opgegeven pagina en de daaropvolgende
pagina op de voorzijde en de achterzijde van het papier afgedrukt.
Een invoeginstelling voor de pagina die op de achterzijde wordt
afgedrukt, heeft derhalve geen effect.
macOS
- Kies [Printerfuncties].
In macOS 13 bevindt [Printerfuncties] zich onder het
menu “Printeroptie”.
- Kies [Omslagen].
- Selecteer de invoeginstellingen voor de omslag.
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort
voor de voor- en achterkaft.
INSTEEKVELLEN TOEVOEGEN BIJ HET AFDRUKKEN OP TRANSPARANTEN (TRANSPARANT-INSTEEKVELLEN)
Bij het afdrukken op transparanten voorkomt
deze functie dat de transparanten aan elkaar plakken door een vel
papier tussen twee transparanten te voegen. Dezelfde inhoud die
op de transparant wordt afgedrukt, wordt zo nodig ook op het bijbehorende
insteekvel afgedrukt.
Windows
- Klik op de tab [Invoegbladen].
- Selecteer [Transparant-insteekvellen] en klik op de knop [Instellingen].
Selecteer de afdrukinstelling, papierlade en papiersoort
voor de voor- en achterkaft.
- Selecteer de instellingen voor het invoegen van transparanten.
Wanneer het selectievakje [Afgedrukt] is geselecteerd
, wordt dezelfde inhoud die op de transparant
wordt afgedrukt ook op het insteekvel afgedrukt. Selecteer papierbron
en -type als dat nodig is.
Stel het papiertype van de doorvoerlade in op [Transparantheid]
en laad een transparant in de doorvoerlade.
macOS
- Kies [Printerfuncties].
In macOS 13 bevindt [Printerfuncties] zich onder het
menu “Printeroptie”.
- Selecteer [Transparant-insteekvellen] bij 'Functiesets'.
- Selecteer de instellingen voor het invoegen van transparanten.
Als [Aan (afgedrukt)] is geselecteerd bij 'Transparant-insteekvellen',
wordt de inhoud die op de transparant wordt afgedrukt ook op het
insteekvel afgedrukt. Selecteer papierbron en -type als dat nodig
is. Selecteer papierbron en -type als dat nodig is.
Stel het papiertype van de doorvoerlade in op [Transparant]
en laad een transparant in de doorvoerlade.
SCHEIDINGSPAGINA'S INVOEGEN TUSSEN OPDRACHTEN OF KOPIEËN
U kunt scheidingspagina's invoegen tussen
opdrachten of tussen een opgegeven aantal kopieën.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
- Klik op de tab [Afwerking].
- Klik op de knop [Scheidingspagina].
- Instellingen wijzigen
- Selecteer
de papierlade en het type papier bij 'Papierkeuze' en geef de positie
voor de scheidingspagina op bij 'Invoegpositie'.
- Als u een scheidingspagina
wilt invoegen telkens nadat het afdrukken van een opgegeven aantal
exemplaren is voltooid, selecteert u [Per exemplaren] bij 'Invoegpositie'.
- Als u bijvoorbeeld
tien exemplaren afdrukt en '5' selecteert, wordt er na het vijfde
en tiende exemplaar een scheidingspagina ingevoegd.
Als de doorvoerlade is geselecteerd, moet u ook
het 'Papiertype' selecteren.
EEN CARBONAFDRUK AFDRUKKEN (CARBONAFDRUK)
Met deze functie drukt u een extra afdruk
af van het afdrukbeeld op papier van hetzelfde formaat, maar uit
een andere papierlade.
Als u bijvoorbeeld Carbonafdruk selecteert terwijl er normaal
papier is geladen in papierlade 1 en gekleurd papier in papierlade
2, wordt er een op een carbonafdruk lijkend exemplaar afgedrukt
terwijl u slechts eenmaal een afdrukopdracht hoeft te geven. Wanneer
normaal papier in lade 1 wordt geladen en gerecycled papier zo nodig
in lade 2, wordt met de optie Carbonafdruk tegelijkertijd een afdruk
voor presentatie en een afdruk als duplicaat gemaakt.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
- Klik op de tab [Invoegbladen].
- Selecteer [Carbonafdruk] bij 'Invoegbladenoptie' en klik op de toets
[Instellingen].
- Selecteer de lade voor de eerste afdruk bij 'Hoofdkopie'
en vervolgens de lade voor de carbonafdruk bij 'Carbonafdruk'.
Als de doorvoerlade is geselecteerd, moet u ook
het 'Papiertype' selecteren.
TWEEZIJDIG AFDRUKKEN WAARBIJ BEPAALDE PAGINA'S OP DE VOORZIJDE WORDEN
AFGEDRUKT (HOOFDSTUKINVOEGINGEN)
Deze functie drukt bepaalde pagina's op
de voorzijde van het papier af.
Wanneer u een pagina opgeeft (zoals een voorblad van een hoofdstuk)
dat op de voorzijde van het papier moet worden afgedrukt, wordt
dit afgedrukt op de voorzijde van het volgende vel, ook als deze
normaalgesproken op de achterzijde van het papier zou worden afgedrukt.
Voorbeeld: wanneer pagina's 4 en 8 als pagina-instellingen
zijn opgegeven.
(4 heeft een achterzijde, en 3 en 8 zijn blanco op de achterzijde.)
- Deze
functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
- Deze functie
kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
- Klik op de tab [Lay-out].
- Selecteer Dubbelzijdig afdrukken.
Zie '
2-ZIJDIG AFDRUKKEN' voor meer informatie
over de instelling 'Dubbelzijdig afdrukken'.
- Voer de paginanummers in die de eerste pagina's van de hoofdstukken
zijn (gescheiden door komma's).
VOORAF INGESTELDE GEGEVENS VOOR OF NA ELKE PAGINA INVOEGEN (INVOEGPAGINA)
Met deze functie wordt een vooraf ingesteld
gegevensitem op elke pagina ingevoegd tijdens het afdrukken.
U kunt eenvoudig documenten maken met gespreide geopende pagina,
die bestaat uit tekst op de linkerpagina en aantekenruimte op de
rechterpagina.
- Deze
functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
- Deze functie
kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
- Klik op de tab [Stempel].
- Klik op de knop [Instellingen].
- Selecteer [Invoegpagina] bij 'Afdrukmethode'.
- Stel de overlaygegevens in die moeten worden ingevoegd en
bepaal de invoegpositie.
DEZELFDE AFBEELDING AFDRUKKEN IN TEGELPATROON (AFDRUK HERHALEN)
Met deze functie drukt u dezelfde afbeelding
in tegelpatroon af op een blad. Dit is handig voor het maken van naamkaartjes
en stickers.
- Deze
functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
- Deze functie
kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
- Klik op de tab [Algemeen].
- Selecteer het aantal herhalingen bij 'X pagina's-op-1-vel'.
PATROONGEGEVENS AFDRUKKEN (VERBORGEN PATROON AFDRUKKEN)
Met deze functie kunt u patroongegevens
op de achtergrond afdrukken, zoals 'NIET KOPIËREN'.
Als papier met patroongegevens wordt gekopieerd, worden de
patroongegevens op de achtergrond ook gekopieerd. Hierdoor wordt
voorkomen dat informatie via het niet-geautoriseerd kopiëren van
documenten wordt gelekt.
- Deze
functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
- Deze functie
kan worden gebruikt wanneer de PCL6-printerdriver wordt gebruikt.
Windows
- Klik op de tab [Stempel].
- Klik op de knop [Verborgen Patroon].
- Configureer de instellingen voor Verborgen patroon afdrukken
en klik op de knop [OK].
- 'Verborgen Patroon'
is een functie om niet-geautoriseerd kopiëren te ontmoedigen. Het
biedt geen garantie tegen het lekken van informatie.
- Tekst
wordt onder bepaalde apparaatomstandigheden mogelijk niet volledig
verborgen op een uitvoervel met een patroonafdruk. Selecteer bij
“Instellingen (beheerder)” [Beveiligings- instellingen] → [Instelling Verborgen patroon
afdrukken] → [Contrast]
als dat het geval is.
- Het verborgen
patroon komt mogelijk niet naar boven op kopieën wanneer bepaalde
soorten apparaten of bepaalde instellingen zijn gebruikt om een
uitvoervel met een patroonafdruk te kopiëren.
DE OMZETTINGSMETHODE WIJZIGEN EN JPEG-AFBEELDINGEN AFDRUKKEN (GEB.STRPRG.OMJPEGWRTEGEV.)
In sommige situaties wordt een document
dat een JPEG-afbeelding bevat mogelijk niet goed afgedrukt. Dit
kan worden opgelost door de manier te wijzigen waarop de JPEG-afbeelding
wordt omgezet.
Als u een origineel afdrukt dat JPEG-afbeeldingen bevat, kunt
u met deze functie aangeven of de afbeeldingen moeten worden omgezet
in de printerdriver of in het apparaat.
- Deze
functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
- Wanneer
afbeeldingen in de printerdriver worden omgezet, kan het enige tijd
duren voordat het afdrukken is voltooid.
Windows
- Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
- Klik op de knop [Overige instellingen].
- Schakel het selectievakje [Gebruik driver voor weergeven JPEGs] in (
wordt weergegeven).
- Klik op de knop [OK].
HET AFDRUKGEBIED OP HET PAPIER MAXIMALISEREN (AFDRUKGEBIED)
Door het afdrukgebied te maximaliseren kunt
u op volledig papierformaat afdrukken.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Ook als het afdrukgebied is gemaximaliseerd, kunnen
randen worden afgeknipt.
Windows
- Klik op de tab [Gedetail. Instellingen].
- Klik op de knop [Overige instellingen].
- Selecteer [Maximum] bij “Afdrukbaar gebied”.
- Klik op de knop [OK].
AFDRUKKEN OP EEN VERHOOGDE RESOLUTIE (VERVAGEN)
Resolutieverhogende technieken (RET) worden
gebruikt om de omtrekken van afbeeldingen te vervagen. De afbeeldingen
worden op een digitaal verhoogde resolutie afgedrukt.
Deze functie is beschikbaar in een Windows-omgeving.
Windows
- Klik op de tab [Afbeeldingskwaliteit].
- Schakel het selectievakje [Vloeiend maken] in (
wordt weergegeven).