Als de glasplaat of de aandrukplaat vuil
worden, verschijnen er vlekken, gekleurde strepen of witte strepen
op de gescande afbeelding. Houd deze onderdelen altijd schoon.
Neem de onderdelen af met een schone, zachte doek.
Maak de doek eventueel vochtig met water of een klein beetje
neutraal reinigingsmiddel. Veeg vervolgens af met een schone, droge
doek.
Voorbeelden
van strepen in de afbeelding
Glasplaat
Aandrukplaat
SCANGEBIED
Wanneer zwarte of witte strepen op de gescande afbeelding
zichtbaar zijn bij het gebruik van de automatische documentinvoereenheid,
reinig dan het scangebied (het dunne lange glas naast de glasplaat).
Gebruik voor het reinigen van dit onderdeel het glasreinigingsmiddel
dat in de automatische documentinvoereenheid is opgeslagen. Vergeet
niet om het glasreinigingsmiddel terug te plaatsen op de opslaglocatie
nadat u het hebt gebruikt.
Open de automatische documentinvoereenheid en verwijder het
glasreinigingsmiddel.
Reinig het scangebied op de glasplaat met het glasreinigingsmiddel.
Eén scangebied bevindt zich op de glasplaat en het andere in
de automatische documentinvoereenheid.
Open de klep van het scangebied op de automatische documentinvoereenheid.
Druk de ontgrendelschakelaar in om de klep te openen.
Reinig het scangebied op de automatische documentinvoereenheid.
Sluit de klep.
Plaats het glasreinigingsmiddel terug op zijn plaats.
Wanneer de lasereenheid in het apparaat
vuil wordt, kunnen lijnpatronen (gekleurde lijnen) zichtbaar worden
op de afdruk.
Lijnen
(gekleurde strepen) identificeren die zijn veroorzaakt door een
vuile lasereenheid
- De gekleurde strepen
zijn altijd op dezelfde plaats zichtbaar. (De lijnen zijn nooit
zwart.)
- De gekleurde strepen lopen
evenwijdig aan de richting waarin het papier wordt ingevoerd.
- De gekleurde strepen zijn
niet alleen zichtbaar bij het kopiëren, maar ook op afdrukken vanaf
de computer. (Kopie en afdruk hebben dezelfde lijnen.)
Bij problemen die op bovengenoemde problemen lijken, reinigt
u de lasereenheid zoals hieronder uitgelegd.
Open de voorklep.
Pak de reiniger voor de lasereenheid.
De reiniger is bevestigd aan de voorklep (onder) van
het apparaat.
- Duw tegen de linkerkant van de reiniger om deze
van de haak te nemen.
- Plaats de reiniger over de haak om deze achterin te plaatsen.
- Draai de reiniger rond de naaf om deze van de linkerhaak
te nemen.
Controleer of het reinigingsgedeelte op de punt van
de reiniger schoon is.
Als het reinigingsgedeelte vuil is, moet u het van de
reiniger verwijderen en vervangen door een schoon exemplaar. Zie 'HET
REINIGINGSGEDEELTE VERVANGEN (pagina 1-83)' voor meer informatie
over het vervangen van het reinigingsgedeelte.
Houd het reinigingsgedeelte omlaag gericht en steek
de reiniger langzaam in de opening die u wilt reinigen in de lasereenheid.
Zorg dat het reinigingsgedeelte omlaag is gericht. Etiketten vergelijkbaar
met (A) zijn aangebracht op gebieden die moeten worden gereinigd.
Steek de reiniger volledig in de opening en trek deze
vervolgens naar buiten.
Trek de reiniger naar buiten totdat u voelt dat de punt
het te reinigen gedeelte van de lasereenheid verlaat.
Herhaal stappen 4 en 5 nog twee- of driemaal en verwijder
vervolgens de reiniger.
Herhaal stappen 4 tot 6 om alle openingen te reinigen
In totaal heeft de lasereenheid vier openingen die moeten worden gereinigd.
In totaal heeft de lasereenheid vier openingen die moeten worden
gereinigd. Reinig alle openingen.
Plaats de reiniger terug op zijn plaats.
- Plaats de reiniger op de naaf en draai deze. Plaats
vervolgens de rand (de kant zonder het reinigingsgedeelte) op de haak
aan de rechterkant.
- Plaats de linkerkant van de reiniger over de haak om deze
voorin te plaatsen.
- Draai de reiniger op de haak .
Sluit de voorklep.
HET REINIGINGSGEDEELTE VERVANGEN
Open de voorklep en pak een vervangend reinigingsgedeelte.
Vervangende reinigingsgedeelten worden in de voorklep bewaard.
Pak het uiteinde van het reinigingsgedeelte vast en trek
het van de klep.
Verwijder het vuile reinigingsgedeelte van de punt van
de reiniger.
Terwijl u de reiniger stevig vasthoudt op de plaats waar
het reinigingsgedeelte is bevestigd, drukt u met uw andere hand de
haak waarmee het reinigingsgedeelte vastzit omlaag en verwijdert
u het reinigingsgedeelte.
Lep op
Plaats het verwijderde reinigingsgedeelte terug
op de binnenklep. Nadat u het reinigingsgedeelte hebt vervangen,
moet u de binnenklep sluiten.
Breng het nieuwe reinigingsgedeelte aan op de reiniger.
Lijn de haak van het reinigingsgedeelte uit met de bevestigingsopening
in de reiniger. Houd het reinigingsgedeelte stevig vast en duw de
reiniger naar binnen.
Als het papier regelmatig vastloopt in de
doorvoerlade, reinigt u de doorvoerrol. Veeg het oppervlak van de
doorvoerrol af met een schone zachte doek die is bevochtigd met
water of een neutraal reinigingsmiddel.
Doorvoerlade (op het apparaat)
Verwijder het papier.
Verwijder de onderhoudsklep.
Reinig het oppervlak van de doorvoerrol.
Plaats de onderhoudsklep terug nadat de reiniging is voltooid.
Laad het papier.
Doorvoerlade (laden met grote capaciteit)
Druk op de bedieningstoets en verwijder het papier.
De papiertafel wordt naar beneden verplaatst. De bedieningstoets
knippert terwijl de papiertafel naar beneden wordt verplaatst. De
toets licht op als de papiertafel beneden is aangekomen. Verwijder
het papier pas wanneer de toets niet langer knippert.
Verwijder de onderhoudsklep.
Reinig het oppervlak van de doorvoerrol.
Plaats de onderhoudsklep terug nadat de reiniging is voltooid.
Laad het papier en druk op de bedieningstoets.
De papiertafel wordt omhoog verplaatst als op de bedieningstoets
wordt gedrukt.
Als u de automatische documentinvoereenheid
gebruikt en het geplaatste origineel vlekken vertoont of komt vast
te zitten, veegt u het oppervlak van de papierdoorvoerrrol af in
de richting van de pijl met een propere, zachte doek met water of
een neuraal schoonmaakmiddel.