Zijn er functies die door de beheerder zijn uitgeschakeld?
Sommige functies zijn mogelijk uitgeschakeld in de instellingsmodus.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het gebruik van
functies mogelijk beperkt door uw gebruikersinstellingen.
Controleer dit bij uw beheerder.
▼Alles uitbreiden
▲Alles sluiten
Controleren | Oplossing |
---|---|
Is uw pc juist aangesloten op het apparaat? |
Controleer of de kabel stevig is aangesloten op
de LAN-aansluiting van de pc en het apparaat.
Als u verbinding maakt met een netwerk, moet u ook controleren of
de LAN-kabel stevig op de hub is aangesloten.
ZIJKANT EN ACHTERKANT |
Is het apparaat verbonden met hetzelfde netwerk (LAN, enzovoort) als uw pc? |
Het apparaat moet met hetzelfde netwerk zijn verbonden
als uw pc.
Als u niet weet met welk netwerk het apparaat is verbonden, moet
u dit aan de netwerkbeheerder vragen. |
Hebt u uw netwerkomgeving veranderd door een computer te vervangen of een nieuwe router toe te voegen? |
De verbinding met de computer is mogelijk niet
correct omwille van een verandering in IP-adres omdat u uw computer
hebt vervangen of een wijziging hebt aangebracht in de netwerkomgeving.
Neem contact op met uw netwerkbeheerder om te bevestigen dat de
instellingen tussen het apparaat en uw computer of netwerkomgeving
correct zijn. |
Is het juiste IP-adres geselecteerd? (Windows) |
Controleer de instellingen van het IP-adres.
Als het apparaat geen permanent IP-adres heeft (het apparaat ontvangt
een IP-adres van een DHCP-server), kan er niet worden afgedrukt
als het IP-adres verandert.
U kunt het IP-adres van het apparaat ook zelf bekijken bij [Netwerkstatus]
van de instellingsmodus. Als het IP-adres is gewijzigd, moet u de
poortinstelling in de printerdriver aanpassen. "Instellingen" → [Status] → [Netwerkstatus] Zie: Handleiding software-installatie Als het IP-adres regelmatig verandert, wordt geadviseerd een permanent IP-adres toe te wijzen aan het apparaat. "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Netwerk instellingen] |
Gebruikt u een printerpoort die is aangemaakt met de standaard-TCP/IP-poort? (Windows) |
Controleer de pc-instellingen.
Wanneer een poort wordt gebruikt die is aangemaakt met de standaard-TCP/IP-poort
in Windows en het selectievakje [SNMP-status ingeschakeld] is
, kunt u mogelijk niet correct afdrukken.
Wijzig het selectievakje [SNMP-status ingeschakeld] in
.
Zie: Handleiding software-installatie |
Verkeert uw computer in een onstabiele staat? |
Start de computer opnieuw op.
Afdrukken is soms niet mogelijk wanneer u meerdere applicaties tegelijk
hebt geopend of wanneer er onvoldoende geheugen of ruimte op de
lokale schijf beschikbaar is. Start de computer opnieuw op. |
Is het apparaat correct opgegeven in de applicatie die u voor afdrukken gebruikt? |
Controleer of de printerdriver voor het apparaat
is geselecteerd in het afdrukvenster van de applicatie.
Als de printerdriver voor het apparaat niet in de lijst van beschikbare printerdrivers
staat, is deze mogelijk niet correct geïnstalleerd. Verwijder de printerdriver
en installeer deze opnieuw.
Zie: Handleiding software-installatie |
Werken de netwerkapparaten naar behoren? |
Controleer of de routers en andere netwerkapparatuur
naar behoren functioneren.
Als een apparaat niet is ingeschakeld of een foutmelding geeft,
zie dan de handleiding van het apparaat om het probleem te herstellen. |
Is de instelling 'I/O-Time-Out' te kort? |
Controleer dit bij uw beheerder.
Als de instelling 'I/O-Time-Out' te kort is, kunnen fouten optreden
bij het schrijven naar de printer. Vraag de beheerder van het apparaat
een geschikte tijd in te stellen bij 'I/O-Time-Out'.
"Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Printerinstellingen]
→ [Voorwaarde Instellingen] → [I/O-Time-Out]. |
Is een kennisgevingspagina afgedrukt? |
Controleer de kennisgevingspagina.
Een kennisgevingspagina wordt afgedrukt om de oorzaak van het probleem
aan te geven als een afdrukopdracht niet kan worden uitgevoerd zoals
opgegeven en de oorzaak niet in het scherm wordt weergegeven. Lees
de afgedrukte pagina en voer de relevante stappen uit.
Een kennisgevingspagina wordt bijvoorbeeld in de volgende situaties
afgedrukt.
|
Zijn er functies die door de beheerder zijn uitgeschakeld? |
Controleer dit bij uw beheerder.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het gebruik van
functies mogelijk beperkt door uw gebruikersinstellingen. Controleer
dit bij uw beheerder. |
Hebt u instellingen in de Voorwaarde-instellingen opgeslagen die niet kunnen worden gebruikt met uw huidige optieconfiguratie? |
Initialiseer de Voorwaarde-instellingen.
Als u uw optieconfiguratie verandert nadat u de Voorwaarde-instellingen
hebt veranderd, is het mogelijk dat het scherm Afdrukinstellingen
niet meer verschijnt. Keer terug naar uw oorspronkelijke optieconfiguratie,
of initialiseer de Voorwaarde-instellingen. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Controleer de kenmerken van elke printerdriver voordat u de installatie uitvoert. |
Elke printerdriver heeft specifieke kenmerken.
Installeer en gebruik de printerdrivers die aan uw behoeften voldoen.
|
Controleren | Oplossing |
---|---|
Voer onderstaande stappen uit om het afdrukken te annuleren |
Als de afdrukgegevens nog niet in de wachtrij van
het apparaat staan, raadpleeg dan de handleiding van het besturingssysteem
of de toepassing.
Als de afdrukgegevens wel in de wachtrij van het apparaat zijn geplaatst,
tikt u op de toets [Opdracht Status],
de toets [Spool] of de toets [Opdr.Wachtr] en selecteert u de
taak die u uit de lijst wilt verwijderen. Open het actiescherm en
tik op [Stoppen/Verwijderen]. Er wordt een bericht getoond ter bevestiging
van het annuleren. Tik op de toets [Cancel]. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Voor enveloppen* gebruikt u lade 1 of de doorvoerlade, en voor speciaal papier zoals dun papier gebruikt u de doorvoerlade. |
Voor enveloppen plaatst u evenloppen in lade 1
of de doorvoerlade. Voor speciaal papier, zoals dun papier, plaatst
u het papier in de handinvoer. Nadat u de media hebt geplaatst,
stelt u de papiergrootte en het papiertype bij [Lade-instell.] in het
beginscherm in. Daarnaast controleert u de methode voor het plaatsen
van het papier, en het type en formaat van het papier, zoals het
type enveloppe, enz. Wanneer u de instellingen op het apparaat voltooid
hebt, stelt u het “Formaat Origineel” en “Papierformaat” op de juiste wijze
in op het tabblad [Main] van de printerdriver.
* Afhankelijk van de landen of gebieden kunnen enveloppen niet beschikbaar zijn. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Geeft de papiertype-instelling van de geselecteerde lade een papiertype aan dat niet kan worden gebruikt voor 2-zijdig afdrukken? |
Controleer 'Papierlade instellingen' in de instellingsmodus. “Instellingen” → [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Papierinstellingen] → [Papierlade instellingen] → [Laderegistratie] → [Bezig met invoeren van goedgekeurde opdracht] Controleer de [Lade-instell.] in het beginscherm. Tik op de geselecteerde lade en, in het scherm dat daarop wordt weergegeven, op de knop [Papiereigenschap]. Als het selectievakje [Duplex Uitschakelen] in het scherm papiereigenschappen is, kan de lade niet worden gebruikt voor dubbelzijdig afdrukken. Wijzig de papiertype-instelling in een type dat wel voor dubbelzijdig afdrukken kan worden gebruikt. |
Gebruikt u een speciaal formaat of een speciaal type papier? |
Raadpleeg de papiertypen en -formaten die voor
dubbelzijdig kopiëren kunnen worden gebruikt. |
Zijn er functies die door de beheerder zijn uitgeschakeld? |
Controleer dit bij uw beheerder.
Sommige functies zijn mogelijk uitgeschakeld in de instellingsmodus.
Controleer dit bij uw beheerder.
Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het gebruik van
functies mogelijk beperkt door uw gebruikersinstellingen. Controleer
dit bij uw beheerder. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Is [IPsec-instellingen] ingeschakeld op het apparaat? |
Controleer dit bij uw beheerder.
Wanneer [IPsec-instellingen] is ingeschakeld in de instellingsmodus, kunnen bestanden
in een gedeelde map mogelijk niet rechtstreeks worden afgedrukt
in uw pc-omgeving. Neem contact op met uw beheerder voor informatie
over [IPsec-instellingen]. "Instellingen" → [Beveiligings instellingen] → [IPsec-instellingen] |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Is de randapparatuur die is aangesloten op het apparaat, geconfigureerd in de printerdriver? |
Open het dialoogvenster met printereigenschappen
en klik op het tabblad [Options] op [Auto Configuration]. (Windows)
Raadpleeg de Handleiding software-installatie als de automatische
configuratie niet kan worden uitgevoerd. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Zijn de instellingen van de printerdriver geschikt voor deze afdrukopdracht? |
Controleer de instellingen van de printerdriver.
Stel de afdrukmodus in de afdrukinstellingen in op [600dpi],
[600dpi (Hoge kwaliteit)] of [1200dpi]*. Als u een
zeer scherpe afdruk wilt, selecteert u [1200dpi]*.
Windows:
de resolutie-instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Afbeeldingskwaliteit] van
het eigenschappenvenster van de printerdriver.
macOS:
De resolutie-instelling wordt geconfigureerd in het menu [Printereigenschappen] van
het afdrukvenster. * Op de BP-50M26 / BP-50M31 / BP-50M36 / BP-50M45 / BP-50M55 / BP-50M65, kan "1200 dpi" niet worden gebruikt. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Is de totale afdrukdichtheid te licht? |
Gebruik onderstaande instellingen om de totale
afdrukdichtheid te wijzigen.
Selecteer "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Afbeeldingskwaliteit
aanpassen]
→ [Afdruk Afbeeldingskwaliteit] → [Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit]. Stel standaardinstelling
[2]
in op [3 (Scherp)] om de totale dichtheid te verhogen of op [1 (Zacht)]
om de totale dichtheid te reduceren. |
Moet de afdruk (vooral in geval van een foto) worden gecorrigeerd? (Windows) |
Controleer de instellingen van de printerdriver.
U kunt de helderheid en het contrast aanpassen met [Image Adjustment]
op het tabblad [Afbeeldingskwaliteit] van de printerdriver. Gebruik deze instellingen
voor eenvoudige correcties, bijvoorbeeld wanneer geen beeldbewerkingssoftware
op uw computer is geïnstalleerd. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Is de totale afdrukdichtheid te licht? |
Gebruik onderstaande instellingen om de totale
afdrukdichtheid te wijzigen.
Selecteer “Instellingen (Webversie)” - [Systeeminstellingen] → [Aanpassing beeldkwaliteit]
→ [Afdruk Afbeeldingskwaliteit] → [Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit]. Stel standaardinstelling
[2]
in op [3 (Scherp)] om de totale dichtheid te verhogen of op [1 (Zacht)]
om de totale dichtheid te reduceren. |
Bevatten de originele gegevens dunne lijnen? |
Wijzig de dikte van de betreffende lijnen.
Selecteer "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Aanpassing beeldkwaliteit]
→ [Afdruk Afbeeldingskwaliteit] → [Lijndikte]. Verhoog de waarde voor de standaardinstelling
[5] om de lijnen dikker te maken of verlaag de waarde om de lijnen
dunner te maken. (Tekst en rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen
kunnen niet worden aangepast.) |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Komt het papierformaat dat is opgegeven door de afdrukopdracht, overeen met het papier in de lade? |
Zorg dat het ingestelde papierformaat overeenkomt
met het formaat van het papier in de lade.
Windows: de instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Paper Source]
van de printerdriver.
Als [Papierlade] is geselecteerd, controleert u het papier in de
lade en het ingestelde papierformaat.
macOS: de instelling wordt geselecteerd in het menu [Pagina-instelling]. |
Is de afdrukstand (staand of liggend) correct? |
Pas de afdrukstand aan de afbeelding aan.
Windows: de instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Main]
van de printerdriver.
macOS: de instelling wordt geselecteerd in het menu [Pagina-instelling]. |
Zijn de marges correct ingesteld in de opmaakinstellingen van de applicatie? |
Selecteer een passend papierformaat en de juiste
marges in de opmaakinstellingen van de toepassing.
Als de rand van de afbeelding uitsteekt buiten het afdrukbare gebied
van het apparaat, wordt de rand afgesneden. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Gebruikt u een type papier (enveloppen, geperforeerd papier, enzovoort) dat alleen in een vaste richting kan worden geladen? |
Draai de afbeelding 180 graden voordat u begint
met afdrukken.
Als het afbeeldingsformaat en het papierformaat gelijk zijn maar
de afdrukstand verschilt, wordt de afdrukstand van de afbeelding
automatisch gedraaid en aangepast aan het papier. Als het papier
echter alleen in een vaste richting kan worden geladen, wordt de
afbeelding mogelijk ondersteboven afgedrukt. In dat geval moet u
de afbeelding 180 graden draaien voor het afdrukken.
Windows: U kunt de instelling opgeven bij 'Orientation'op het tabblad
[Main] van de printerdriver.
macOS: de instelling staat in het menu [Lay-out] van het afdrukvenster. |
Is de juiste inbindpositie geselecteerd voor 2-zijdig afdrukken? |
Kies de juiste inbindpositie.
Als u 2-zijdige afdrukken maakt, wordt elke tweede pagina 180 graden
gedraaid afgedrukt wanneer schrijfblok is geselecteerd als inbindoptie.
Windows: de instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Main]
van de printerdriver.
macOS: de instelling staat in het menu [Lay-out] van het afdrukvenster. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Verkeert uw computer of het apparaat in een onstabiele staat? |
Annuleer het afdrukken, start de pc en het apparaat
opnieuw op en start het afdrukken opnieuw.
Als er nog maar weinig ruimte beschikbaar is in het geheugen of
op de lokale schijf van de pc, of als er veel opdrachten in de wachtrij
van het apparaat staan en slechts weinig geheugen resteert, wordt
tekst mogelijk afgedrukt als onleesbare tekens.
Het afdrukken annuleren:
Als sommige tekens nog steeds onleesbaar worden afgedrukt nadat u opnieuw hebt opgestart, vraagt u uw beheerder om de time-outinstelling [I/O-Time-Out] in de instellingsmodus te verlengen. "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Printerinstellingen] → [Voorwaarde Instellingen] → [I/O-Time-Out]. Als nog steeds onleesbare tekens worden afgedrukt nadat u bovengenoemde maatregelen hebt genomen, moet u de printerdriver verwijderen en opnieuw installeren. |
Controleren | Oplossing |
---|---|
Maakt uw computer verbinding met het apparaat? |
Mogelijk werkt de netwerkverbinding tussen het
apparaat en uw computer niet correct. Controleer het IP-adres van
het apparaat en het IP-adres van uw computer, en zorg ervoor dat
uw computer verbinding kan maken met het apparaat. Controleer ook
of de juiste printerpoort is gespecificeerd in de driverinstellingen
in uw computer.
|
Version 03a / bp70m65_usr_03a_nl