SHARP

Taal

AFDRUKPROBLEMEN

Zijn er functies die door de beheerder zijn uitgeschakeld?
Sommige functies zijn mogelijk uitgeschakeld in de instellingsmodus. Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het gebruik van functies mogelijk beperkt door uw gebruikersinstellingen. Controleer dit bij uw beheerder.

CONTROLELIJST

▼Alles uitbreiden

▲Alles sluiten

ER WORDT NIET AFGEDRUKT

IK WEET NIET WELKE PRINTERDRIVER IK MOET INSTALLEREN

IK WEET NIET HOE IK HET AFDRUKKEN KAN ANNULEREN

IK WEET NIET HOE IK OP SPECIALE MEDIA (ENVELOPPEN, ENZ.) KAN AFDRUKKEN

ER WORDT NIET 2-ZIJDIG AFGEDRUKT

HET IS NIET MOGELIJK EEN BESTAND IN EEN GEDEELDE MAP OP EEN COMPUTER RECHTSTREEKS AF TE DRUKKEN

EEN LADE, AFWERKINGSEENHEID OF ANDERE RANDAPPARATUUR VAN HET APPARAAT KAN NIET WORDEN GEBRUIKT

DE AFBEELDING IS KORRELIG

DE AFBEELDING IS TE LICHT OF TE DONKER

TEKST EN LIJNEN ZIJN VAAG EN MOEILIJK TE LEZEN

EEN DEEL VAN DE AFBEELDING IS AFGESNEDEN

DE AFBEELDING WORDT 180 GRADEN GEDRAAID WEERGEGEVEN

ER WORDEN VEEL ONLEESBARE TEKENS AFGEDRUKT

IK KAN NIET MEER AFDRUKKEN OP HET APPARAAT SINDS DE ROUTER IS VERVANGEN

ER WORDT NIET AFGEDRUKT

Controleren Oplossing

Is uw pc juist aangesloten op het apparaat?

Controleer of de kabel stevig is aangesloten op de LAN-aansluiting van de pc en het apparaat. Als u verbinding maakt met een netwerk, moet u ook controleren of de LAN-kabel stevig op de hub is aangesloten. ZIJKANT EN ACHTERKANT

Is het apparaat verbonden met hetzelfde netwerk (LAN, enzovoort) als uw pc?

Het apparaat moet met hetzelfde netwerk zijn verbonden als uw pc. Als u niet weet met welk netwerk het apparaat is verbonden, moet u dit aan de netwerkbeheerder vragen.

Hebt u uw netwerkomgeving veranderd door een computer te vervangen of een nieuwe router toe te voegen?

De verbinding met de computer is mogelijk niet correct omwille van een verandering in IP-adres omdat u uw computer hebt vervangen of een wijziging hebt aangebracht in de netwerkomgeving. Neem contact op met uw netwerkbeheerder om te bevestigen dat de instellingen tussen het apparaat en uw computer of netwerkomgeving correct zijn.

Is het juiste IP-adres geselecteerd? (Windows)

Controleer de instellingen van het IP-adres. Als het apparaat geen permanent IP-adres heeft (het apparaat ontvangt een IP-adres van een DHCP-server), kan er niet worden afgedrukt als het IP-adres verandert. U kunt het IP-adres van het apparaat ook zelf bekijken bij [Netwerkstatus] van de instellingsmodus. Als het IP-adres is gewijzigd, moet u de poortinstelling in de printerdriver aanpassen.
"Instellingen" → [Status] → [Netwerkstatus] Zie: Handleiding software-installatie Als het IP-adres regelmatig verandert, wordt geadviseerd een permanent IP-adres toe te wijzen aan het apparaat.
"Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Netwerk instellingen]

Gebruikt u een printerpoort die is aangemaakt met de standaard-TCP/IP-poort? (Windows)

Controleer de pc-instellingen. Wanneer een poort wordt gebruikt die is aangemaakt met de standaard-TCP/IP-poort in Windows en het selectievakje [SNMP-status ingeschakeld] is , kunt u mogelijk niet correct afdrukken. Wijzig het selectievakje [SNMP-status ingeschakeld] in . Zie: Handleiding software-installatie

Verkeert uw computer in een onstabiele staat?

Start de computer opnieuw op. Afdrukken is soms niet mogelijk wanneer u meerdere applicaties tegelijk hebt geopend of wanneer er onvoldoende geheugen of ruimte op de lokale schijf beschikbaar is. Start de computer opnieuw op.

Is het apparaat correct opgegeven in de applicatie die u voor afdrukken gebruikt?

Controleer of de printerdriver voor het apparaat is geselecteerd in het afdrukvenster van de applicatie. Als de printerdriver voor het apparaat niet in de lijst van beschikbare printerdrivers staat, is deze mogelijk niet correct geïnstalleerd. Verwijder de printerdriver en installeer deze opnieuw. Zie: Handleiding software-installatie

Werken de netwerkapparaten naar behoren?

Controleer of de routers en andere netwerkapparatuur naar behoren functioneren. Als een apparaat niet is ingeschakeld of een foutmelding geeft, zie dan de handleiding van het apparaat om het probleem te herstellen.

Is de instelling 'I/O-Time-Out' te kort?

Controleer dit bij uw beheerder. Als de instelling 'I/O-Time-Out' te kort is, kunnen fouten optreden bij het schrijven naar de printer. Vraag de beheerder van het apparaat een geschikte tijd in te stellen bij 'I/O-Time-Out'. "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Printerinstellingen] → [Voorwaarde Instellingen] → [I/O-Time-Out].

Is een kennisgevingspagina afgedrukt?

Controleer de kennisgevingspagina. Een kennisgevingspagina wordt afgedrukt om de oorzaak van het probleem aan te geven als een afdrukopdracht niet kan worden uitgevoerd zoals opgegeven en de oorzaak niet in het scherm wordt weergegeven. Lees de afgedrukte pagina en voer de relevante stappen uit. Een kennisgevingspagina wordt bijvoorbeeld in de volgende situaties afgedrukt.
  • Een afdrukopdracht is te groot voor het geheugen.
  • Er is een functie opgegeven die door de beheerder niet is toegestaan. Kennisgevingspagina's worden standaard niet afgedrukt.

Zijn er functies die door de beheerder zijn uitgeschakeld?

Controleer dit bij uw beheerder. Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het gebruik van functies mogelijk beperkt door uw gebruikersinstellingen. Controleer dit bij uw beheerder.

Hebt u instellingen in de Voorwaarde-instellingen opgeslagen die niet kunnen worden gebruikt met uw huidige optieconfiguratie?

Initialiseer de Voorwaarde-instellingen. Als u uw optieconfiguratie verandert nadat u de Voorwaarde-instellingen hebt veranderd, is het mogelijk dat het scherm Afdrukinstellingen niet meer verschijnt. Keer terug naar uw oorspronkelijke optieconfiguratie, of initialiseer de Voorwaarde-instellingen.

IK WEET NIET WELKE PRINTERDRIVER IK MOET INSTALLEREN

Controleren Oplossing

Controleer de kenmerken van elke printerdriver voordat u de installatie uitvoert.

Elke printerdriver heeft specifieke kenmerken. Installeer en gebruik de printerdrivers die aan uw behoeften voldoen.
  • PCL6-printerdriver Het apparaat ondersteunt de PCL6-printerbesturingstalen van Hewlett-Packard. Zorgt voor snel afdrukken en is geschikt voor gewone afdruktaken.
  • PS-printerdriver De PS-printerdriver ondersteunt de PostScript 3-paginabeschrijvingstaal die is ontwikkeld door Adobe Inc. Uitstekende reproductie van afbeeldingen met fijne grafische details. (Op de BP-50M26 / BP-50M31 / BP-50M36 / BP-50M45 / BP-50M55 / BP-50M65 is de PS3-uitbreidingskit vereist.)
  • PPD-driver De PPD-driver stelt het apparaat in staat om af te drukken met de standaard PS-printerdriver van Windows.

IK WEET NIET HOE IK HET AFDRUKKEN KAN ANNULEREN

Controleren Oplossing

Voer onderstaande stappen uit om het afdrukken te annuleren

Als de afdrukgegevens nog niet in de wachtrij van het apparaat staan, raadpleeg dan de handleiding van het besturingssysteem of de toepassing. Als de afdrukgegevens wel in de wachtrij van het apparaat zijn geplaatst, tikt u op de toets [Opdracht Status], de toets [Spool] of de toets [Opdr.Wachtr] en selecteert u de taak die u uit de lijst wilt verwijderen. Open het actiescherm en tik op [Stoppen/Verwijderen]. Er wordt een bericht getoond ter bevestiging van het annuleren. Tik op de toets [Cancel].

IK WEET NIET HOE IK OP SPECIALE MEDIA (ENVELOPPEN, ENZ.) KAN AFDRUKKEN

Controleren Oplossing

Voor enveloppen* gebruikt u lade 1 of de doorvoerlade, en voor speciaal papier zoals dun papier gebruikt u de doorvoerlade.

Voor enveloppen plaatst u evenloppen in lade 1 of de doorvoerlade. Voor speciaal papier, zoals dun papier, plaatst u het papier in de handinvoer. Nadat u de media hebt geplaatst, stelt u de papiergrootte en het papiertype bij [Lade-instell.] in het beginscherm in. Daarnaast controleert u de methode voor het plaatsen van het papier, en het type en formaat van het papier, zoals het type enveloppe, enz. Wanneer u de instellingen op het apparaat voltooid hebt, stelt u het “Formaat Origineel” en “Papierformaat” op de juiste wijze in op het tabblad [Main] van de printerdriver. * Afhankelijk van de landen of gebieden kunnen enveloppen niet beschikbaar zijn.

ER WORDT NIET 2-ZIJDIG AFGEDRUKT

Controleren Oplossing

Geeft de papiertype-instelling van de geselecteerde lade een papiertype aan dat niet kan worden gebruikt voor 2-zijdig afdrukken?

Controleer 'Papierlade instellingen' in de instellingsmodus.
“Instellingen” → [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Papierinstellingen] → [Papierlade instellingen] → [Laderegistratie] → [Bezig met invoeren van goedgekeurde opdracht] Controleer de [Lade-instell.] in het beginscherm. Tik op de geselecteerde lade en, in het scherm dat daarop wordt weergegeven, op de knop [Papiereigenschap]. Als het selectievakje [Duplex Uitschakelen] in het scherm papiereigenschappen is, kan de lade niet worden gebruikt voor dubbelzijdig afdrukken. Wijzig de papiertype-instelling in een type dat wel voor dubbelzijdig afdrukken kan worden gebruikt.

Gebruikt u een speciaal formaat of een speciaal type papier?

Raadpleeg de papiertypen en -formaten die voor dubbelzijdig kopiëren kunnen worden gebruikt.

Zijn er functies die door de beheerder zijn uitgeschakeld?

Controleer dit bij uw beheerder. Sommige functies zijn mogelijk uitgeschakeld in de instellingsmodus. Controleer dit bij uw beheerder. Als gebruikersauthenticatie is ingeschakeld, wordt het gebruik van functies mogelijk beperkt door uw gebruikersinstellingen. Controleer dit bij uw beheerder.

HET IS NIET MOGELIJK EEN BESTAND IN EEN GEDEELDE MAP OP EEN COMPUTER RECHTSTREEKS AF TE DRUKKEN

Controleren Oplossing

Is [IPsec-instellingen] ingeschakeld op het apparaat?

Controleer dit bij uw beheerder. Wanneer [IPsec-instellingen] is ingeschakeld in de instellingsmodus, kunnen bestanden in een gedeelde map mogelijk niet rechtstreeks worden afgedrukt in uw pc-omgeving. Neem contact op met uw beheerder voor informatie over [IPsec-instellingen].
"Instellingen" → [Beveiligings instellingen] → [IPsec-instellingen]

EEN LADE, AFWERKINGSEENHEID OF ANDERE RANDAPPARATUUR VAN HET APPARAAT KAN NIET WORDEN GEBRUIKT

Controleren Oplossing

Is de randapparatuur die is aangesloten op het apparaat, geconfigureerd in de printerdriver?

Open het dialoogvenster met printereigenschappen en klik op het tabblad [Options] op [Auto Configuration]. (Windows) Raadpleeg de Handleiding software-installatie als de automatische configuratie niet kan worden uitgevoerd.

DE AFBEELDING IS KORRELIG

Controleren Oplossing

Zijn de instellingen van de printerdriver geschikt voor deze afdrukopdracht?

Controleer de instellingen van de printerdriver. Stel de afdrukmodus in de afdrukinstellingen in op [600dpi], [600dpi (Hoge kwaliteit)] of [1200dpi]*. Als u een zeer scherpe afdruk wilt, selecteert u [1200dpi]*. Windows: de resolutie-instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Afbeeldingskwaliteit] van het eigenschappenvenster van de printerdriver. macOS: De resolutie-instelling wordt geconfigureerd in het menu [Printereigenschappen] van het afdrukvenster.

* Op de BP-50M26 / BP-50M31 / BP-50M36 / BP-50M45 / BP-50M55 / BP-50M65, kan "1200 dpi" niet worden gebruikt.

DE AFBEELDING IS TE LICHT OF TE DONKER

Controleren Oplossing

Is de totale afdrukdichtheid te licht?

Gebruik onderstaande instellingen om de totale afdrukdichtheid te wijzigen. Selecteer "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Afbeeldingskwaliteit aanpassen] → [Afdruk Afbeeldingskwaliteit] → [Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit]. Stel standaardinstelling [2] in op [3 (Scherp)] om de totale dichtheid te verhogen of op [1 (Zacht)] om de totale dichtheid te reduceren.

Moet de afdruk (vooral in geval van een foto) worden gecorrigeerd? (Windows)

Controleer de instellingen van de printerdriver. U kunt de helderheid en het contrast aanpassen met [Image Adjustment] op het tabblad [Afbeeldingskwaliteit] van de printerdriver. Gebruik deze instellingen voor eenvoudige correcties, bijvoorbeeld wanneer geen beeldbewerkingssoftware op uw computer is geïnstalleerd.

TEKST EN LIJNEN ZIJN VAAG EN MOEILIJK TE LEZEN

Controleren Oplossing

Is de totale afdrukdichtheid te licht?

Gebruik onderstaande instellingen om de totale afdrukdichtheid te wijzigen. Selecteer “Instellingen (Webversie)” - [Systeeminstellingen] → [Aanpassing beeldkwaliteit] → [Afdruk Afbeeldingskwaliteit] → [Snelle Aanpassing Afbeeldingskwaliteit]. Stel standaardinstelling [2] in op [3 (Scherp)] om de totale dichtheid te verhogen of op [1 (Zacht)] om de totale dichtheid te reduceren.

Bevatten de originele gegevens dunne lijnen?

Wijzig de dikte van de betreffende lijnen. Selecteer "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Aanpassing beeldkwaliteit] → [Afdruk Afbeeldingskwaliteit] → [Lijndikte]. Verhoog de waarde voor de standaardinstelling [5] om de lijnen dikker te maken of verlaag de waarde om de lijnen dunner te maken. (Tekst en rastergegevens zoals bitmapafbeeldingen kunnen niet worden aangepast.)

EEN DEEL VAN DE AFBEELDING IS AFGESNEDEN

Controleren Oplossing

Komt het papierformaat dat is opgegeven door de afdrukopdracht, overeen met het papier in de lade?

Zorg dat het ingestelde papierformaat overeenkomt met het formaat van het papier in de lade. Windows: de instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Paper Source] van de printerdriver. Als [Papierlade] is geselecteerd, controleert u het papier in de lade en het ingestelde papierformaat. macOS: de instelling wordt geselecteerd in het menu [Pagina-instelling].

Is de afdrukstand (staand of liggend) correct?

Pas de afdrukstand aan de afbeelding aan. Windows: de instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Main] van de printerdriver. macOS: de instelling wordt geselecteerd in het menu [Pagina-instelling].

Zijn de marges correct ingesteld in de opmaakinstellingen van de applicatie?

Selecteer een passend papierformaat en de juiste marges in de opmaakinstellingen van de toepassing. Als de rand van de afbeelding uitsteekt buiten het afdrukbare gebied van het apparaat, wordt de rand afgesneden.

DE AFBEELDING WORDT 180 GRADEN GEDRAAID WEERGEGEVEN

Controleren Oplossing

Gebruikt u een type papier (enveloppen, geperforeerd papier, enzovoort) dat alleen in een vaste richting kan worden geladen?

Draai de afbeelding 180 graden voordat u begint met afdrukken. Als het afbeeldingsformaat en het papierformaat gelijk zijn maar de afdrukstand verschilt, wordt de afdrukstand van de afbeelding automatisch gedraaid en aangepast aan het papier. Als het papier echter alleen in een vaste richting kan worden geladen, wordt de afbeelding mogelijk ondersteboven afgedrukt. In dat geval moet u de afbeelding 180 graden draaien voor het afdrukken. Windows: U kunt de instelling opgeven bij 'Orientation'op het tabblad [Main] van de printerdriver. macOS: de instelling staat in het menu [Lay-out] van het afdrukvenster.

Is de juiste inbindpositie geselecteerd voor 2-zijdig afdrukken?

Kies de juiste inbindpositie. Als u 2-zijdige afdrukken maakt, wordt elke tweede pagina 180 graden gedraaid afgedrukt wanneer schrijfblok is geselecteerd als inbindoptie. Windows: de instelling wordt geselecteerd op het tabblad [Main] van de printerdriver. macOS: de instelling staat in het menu [Lay-out] van het afdrukvenster.

ER WORDEN VEEL ONLEESBARE TEKENS AFGEDRUKT

Controleren Oplossing

Verkeert uw computer of het apparaat in een onstabiele staat?

Annuleer het afdrukken, start de pc en het apparaat opnieuw op en start het afdrukken opnieuw. Als er nog maar weinig ruimte beschikbaar is in het geheugen of op de lokale schijf van de pc, of als er veel opdrachten in de wachtrij van het apparaat staan en slechts weinig geheugen resteert, wordt tekst mogelijk afgedrukt als onleesbare tekens. Het afdrukken annuleren:
  • Windows: dubbelklik op het printerpictogram rechts onder in de taakbalk en klik op 'Alle documenten annuleren' (of 'Printertaken verwijderen') in het [Printer] menu.
  • macOS: dubbelklik op de naam van het apparaat in de printerlijst, selecteer de opdracht die u wilt annuleren en verwijder deze.
  • Op het apparaat: tik op de opdrachtstatusweergave op het bedieningspaneel, tik op het tabblad [Afdrukken] om het scherm te wijzigen, tik op de toets van de afdrukopdracht die u wilt verwijderen en tik vervolgens op de toets [Stoppen/Verwijderen]. Er wordt een bericht getoond ter bevestiging van het annuleren. Tik op de toets [Cancel].

Als sommige tekens nog steeds onleesbaar worden afgedrukt nadat u opnieuw hebt opgestart, vraagt u uw beheerder om de time-outinstelling [I/O-Time-Out] in de instellingsmodus te verlengen. "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Printerinstellingen] → [Voorwaarde Instellingen] → [I/O-Time-Out].

Als nog steeds onleesbare tekens worden afgedrukt nadat u bovengenoemde maatregelen hebt genomen, moet u de printerdriver verwijderen en opnieuw installeren.

IK KAN NIET MEER AFDRUKKEN OP HET APPARAAT SINDS DE ROUTER IS VERVANGEN

Controleren Oplossing

Maakt uw computer verbinding met het apparaat?

Mogelijk werkt de netwerkverbinding tussen het apparaat en uw computer niet correct. Controleer het IP-adres van het apparaat en het IP-adres van uw computer, en zorg ervoor dat uw computer verbinding kan maken met het apparaat. Controleer ook of de juiste printerpoort is gespecificeerd in de driverinstellingen in uw computer.
  • Controleer de instellingen van het IP-adres. Als het apparaat geen permanent IP-adres heeft (het apparaat ontvangt een IP-adres van een DHCP-server), kan er niet worden afgedrukt als het IP-adres verandert. U kunt het IP-adres van het apparaat ook zelf bekijken bij [Netwerkstatus] van de instellingsmodus. Als het IP-adres is gewijzigd, moet u de poortinstelling in de printerdriver aanpassen. "Instellingen" → [Status] → [Netwerkstatus] Zie: Handleiding software-installatie Als het IP-adres regelmatig verandert, wordt geadviseerd een permanent IP-adres toe te wijzen aan het apparaat. "Instellingen (beheerder)" → [Systeeminstellingen] → [Netwerk instellingen]
  • Controleer of de juiste printerpoort is ingesteld op de computer. Windows: Klik op de knop [Start], selecteer [Instellingen] → [Apparaat] → [Apparaten en printers]. (Klik in Windows 11 op de knop [Start], selecteer [Bluetooth en apparaten] → [Printers en scanners].) (In Windows 8.1/Windows Server 2012 klikt u met de rechtermuisknop op de knop [Start], selecteer [Configuratiescherm] → [Apparaten en printers weergeven] (of [Apparaten en printers]).) (In Windows 7/Windows Server 2008 klikt u op de knop [Start], selecteer [Apparaten en printers].) Selecteer en klik vervolgens met de rechtermuisknop op de printer → [Eigenschappen van printer]→ [Poort] macOS: Verwijder de printer en installeer hem opnieuw.
Taal

Version 02a / bp70m65_usr_02a_nl

↑Eerste pagina