SHARP

Taal

ARCHIVEREN TERWIJL U EEN ANDERE MODUS GEBRUIKT

SNELBESTAND

Met deze functie kunt u een origineel in de kopieer- of beeldverzendmodus als afbeeldingsbestand opslaan in de snelmap van het apparaat.
Het afbeeldingsbestand dat in de modus Snelbestand is opgeslagen, kan op een later tijdstip worden opgehaald, zodat u het document in de verzendmodus kunt kopiëren of verzenden zonder dat u het origineel hoeft te zoeken.
Als voorbeeld wordt hieronder de procedure voor het gebruik van 'Quick File' in de kopieermodus uitgelegd.

  • Snelbestand kan in de Normale modus worden gebruikt.
  • Als een bestand wordt opgeslagen met Snelbestand, worden automatisch de volgende gebruikersnaam en bestandsnaam aan het bestand toegewezen.
  • Gebruikersnaam: Gebr. onbekend
    Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
    (Voorbeeld: Copy_10102022_112030)
    Opslaglocatie: Snelmap
    Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de gebruikersnaam geselecteerd die is gebruikt voor aanmelden.
    Alleen de naam en de locatie van een bestand in de snelmap kunnen worden gewijzigd.
  • U kunt de naam van het zendbestand met de scanner wijzigen of de verzending opnieuw zenden in de systeeminstellingen.
Alle niet-beveiligde bestanden in de snelmap verwijderen:
Selecteer in "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Instellingen Document archivering] → [Voorwaarde Instellingen] → [Alle Snelbestanden Wissen]. U kunt ook instellen dat alle bestanden moeten worden verwijderd wanneer het apparaat wordt ingeschakeld.

Plaats het origineel.

Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
EEN PROCEDURE SELECTEREN VOOR HET PLAATSEN VAN HET ORIGINEEL AFHANKELIJK VAN TYPE EN STATUS

Activeer de Normale modus en tik in het actiepaneel op [Snelbestand] om de functie in te schakelen .

Wanneer er een bericht over het opslaan van vertrouwelijke informatie wordt weergegeven, tikt u op de toets [OK].

Start het maken van de kopie of het verzenden van het beeld.

Wanneer de functie wordt uitgevoerd, worden de afbeeldingsgegevens van het origineel opgeslagen in de snelmap.
Om te voorkomen dat het bestand onbedoeld wordt opgeslagen, wordt gedurende 6 seconden (standaardinstelling) nadat u op de toets [Start] hebt getikt, de volgende waarschuwing weergegeven: "De gescande gegevens worden opgeslagen in de snelmap".
Als u de weergavetijd voor het bericht wilt wijzigen, selecteert u in de 'Instellingen (beheerder)' [Systeeminstellingen] → [Algemene instellingen] → [Bedienings Instellingen] → [Voorwaarde Instellingen] → [Mededelingentijd Instellen].
Snelbestand annuleren:
Tik op [Snelbestand] om het vinkje te verwijderen .

FILE

Wanneer u tijdens het afdrukken of verzenden van een origineel in een modus op de toets [Bestand] van de functie voor documentarchivering tikt, kunt u het origineel tegelijkertijd in de hoofdmap of een opgeslagen aangepaste map opslaan. Het opgeslagen bestand kan op een later tijdstip worden opgehaald, zodat u het origineel opnieuw kunt kopiëren of verzenden zonder dat u het hoeft te zoeken.
Als voorbeeld wordt hieronder de procedure voor het gebruik van 'Bestand' in de kopieermodus uitgelegd.

  • Het bestand kan in de Normale modus worden gebruikt.
  • Als een bestand met de functie Bestand wordt opgeslagen zonder dat er bestandsinformatie wordt toegevoegd, worden automatisch de volgende gebruikersnaam en bestandsnaam aan het bestand toegewezen.
  • Gebruikersnaam: Gebr. onbekend
    Bestandsnaam: Modus_Maand-Dag-Jaar_Uur-Minuut-Seconde
    (Voorbeeld: Copy_10102022_112030)
    Opslaglocatie: Hoofdmap
  • U kunt de naam van het zendbestand met de scanner wijzigen of de verzending opnieuw zenden in de systeeminstellingen.

Plaats het origineel.

Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.
EEN PROCEDURE SELECTEREN VOOR HET PLAATSEN VAN HET ORIGINEEL AFHANKELIJK VAN TYPE EN STATUS
Mogelijk moet u bepaalde instellingen opgeven om een voorbeeld weer te geven.

Activeer de Normale modus en tik in het actiepaneel op [Bestand] om de bestandsinformatie op te geven.

Zie “ BESTANDSINFORMATIE” voor het selecteren van de gebruikersnaam, bestandsnaam, map en eigenschappen.
Opslaan op de lokale schijf:
De eigenschap wijzigen
Een gebruikersnaam opgeven
Een bestandsnaam toewijzen
De map opgeven
PDF-bestand maken voor bladeren op de pc
Opslaan op een extern geheugenapparaat:
Een bestandsnaam toewijzen
De map opgeven
PDF-bestand maken voor bladeren op de pc
Wanneer u bovenstaande instellingen hebt geconfigureerd, keert u terug naar dit scherm. Ga door met de volgende stap.
Als u geen gebruikersnaam of andere gegevens wilt toewijzen aan het bestand, gaat u verder met de volgende stap.

Tik op .

U keert terug naar het beginscherm van de Kopieermodus.

Selecteer de kopieerinstellingen en tik op de toets [Start].

BESTANDSINFORMATIE

De procedure voor uitgebreide instellingen wordt hieronder beschreven.
Wanneer u een eigenschap, gebruikersnaam, bestandsnaam en map opgeeft, kan een bestand eenvoudiger worden beheerd en gevonden. Als u [Vertrouwelijk] selecteert voor Eigenschap en een wachtwoord instelt, kunnen anderen het bestand bovendien niet zonder uw toestemming bekijken.

De eigenschap wijzigen

U kunt een beveiligingsinstelling selecteren voor bestanden die zijn opgeslagen met de functie voor documentarchivering. Hiermee voorkomt u dat een bestand wordt verplaatst of handmatig of automatisch wordt verwijderd.
Er zijn drie eigenschappen beschikbaar voor opgeslagen bestanden: 'Delen', 'Beveiligen' en 'Vertrouwelijk'. Wanneer het bestand wordt opgeslagen met de eigenschap 'Delen', is het niet beveiligd. Wanneer het bestand wordt opgeslagen met de eigenschap 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk', is het wel beveiligd.
Bestanden die worden opgeslagen in de snelmap, hebben altijd de eigenschap 'Delen'. Wanneer u een bestand opslaat in de hoofdmap of een aangepaste map, kunt u 'Delen', 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk' selecteren.

Delen

Een bestand met de eigenschap 'Delen' kan worden gewijzigd in een bestand met de eigenschap 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk' met de functie 'Eigensch. Wijzigen' in Taakinstellingen.

Beveiligen

Voor 'Beveiligen' hoeft u geen wachtwoord op te geven, maar u voorkomt daarmee wel dat een bestand wordt verplaatst, verwijderd of bewerkt. U kunt geen wachtwoord instellen.

Vertrouwelijk

Als u een 'Vertrouwelijk'-bestand wilt beveiligen, stelt u een wachtwoord in. (Het wachtwoord moet worden ingevoerd voordat het bestand kan worden opgehaald.) Als een bestand wordt opgeslagen in versleutelde PDF-indeling, wordt het bestandskenmerk automatisch ingesteld op "Vertrouwelijk".

Beperkingen voor het wijzigen van de eigenschap
  • Een bestand met de eigenschap 'Delen' kan worden gewijzigd in 'Beveiligen' of 'Vertrouwelijk'. Een bestand dat als 'Delen' is opgeslagen in de snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in 'Beveiligen'.
  • Een bestand met de eigenschap 'Beveiligen' kan worden gewijzigd in 'Delen' of 'Vertrouwelijk'. Een bestand dat als 'Beveiligen' is opgeslagen in de snelmap kan echter alleen worden gewijzigd in 'Delen'.
  • Een bestand dat is opgeslagen in de snelmap kan niet worden gewijzigd in 'Vertrouwelijk'. Als het bestand wordt verplaatst naar de hoofdmap of een aangepaste map, kan de eigenschap worden gewijzigd in 'Vertrouwelijk'.
  • Voor één bestand kunnen niet twee eigenschappen worden geselecteerd.

Selecteer [Eigenschap] in het scherm Bestandsinformatie.

Als u [Vertrouwelijk] hebt geselecteerd, voert u een wachtwoord in (4 tot 32 tekens).

Elk cijfer dat u invoert, wordt weergegeven als “ ”.

Een gebruikersnaam opgeven

Tik op het tekstvak [Gebruikersnaam].

Als gebruikersauthenticatie wordt gebruikt, wordt automatisch de gebruikersnaam geselecteerd die is gebruikt voor aanmelden. In dat geval kunt u deze stap overslaan.
U moet de gebruikersnaam eerst opslaan door in “Instellingen (beheerder)” [Gebruikers -bediening] → [User Settings] → [User List] te selecteren.

Tik op de toets van de gebruikersnaam.

U kunt ook een gebruikersnaam selecteren door te tikken op de toets [Oproepen met registratienummer] en het gebruikersnummer in te voeren.
U moet het gebruikersnummer eerst instellen door [Gebruikers -bediening] in de "Instellingen (beheerder)" → [User Settings] → [User List] te selecteren.

Tik op .

Vervolgens wordt het scherm uit stap 1 met de geselecteerde gebruikersnaam weergegeven.

Een bestandsnaam toewijzen

U kunt een bestandsnaam aan het bestand toewijzen.

Tik op het tekstvak [Bestandsnaam] en voer de bestandsnaam in.

Voer een bestandsnaam in van maximaal 30 tekens.
Bestandsnaam
  • Als u een bestandsnaam opgeeft die al bestaat, worden een tilde en serienummer toegevoegd aan de bestandsnaam en wordt dit bestand opgeslagen als een ander bestand. De bestandsnaam is niet hoofdlettergevoelig.
  • Als het bestand 'test.txt' al bestaat en u de bestandsnaam 'TEST.TXT' opgeeft, wordt het bestand opgeslagen met de naam 'TEST.TXT~1'.
  • Als de lengte van de bestandsnaam de limiet overschrijdt, worden de laatste tekens weggelaten en wordt een serienummer toegevoegd aan de bestandsnaam.

De map opgeven

Geef op in welke map u het bestand wilt opslaan.

Tik op het tekstvak [Opgeslagen in].

Als een gebruikersnaam met de instelling 'Mijn map' wordt geselecteerd, wordt 'Mijn map' van die gebruiker automatisch geselecteerd.

Tik op de toets van de map waarin u het bestand wilt opslaan en tik op .

Als er een wachtwoord is ingesteld voor de map, wordt er een scherm weergegeven voor het invoeren van het wachtwoord. Voer het wachtwoord (5 tot 8 cijfers) in met de cijfertoetsen en tik op de toets .

PDF-bestand maken voor bladeren op de pc

Tik op het selectievakje [PDF maken voor surfen op pc] om een openbaar PDF-bestand voor surfen op de pc te maken wanneer het bestand wordt opgeslagen.

  • Gegevens die zijn opgeslagen voordat [OCR uitschakelen] in de systeeminstellingen werd gebruikt, kunnen worden gedownload met de OCR-functie zelfs nadat [OCR uitschakelen] is ingeschakeld.
  • Zelfs als de scannerfunctie " SKEWED SCAN DATA AUTOMATISCH AANPASSEN (ORIGINELE SKEW AFSTELLING)" wordt gebruikt, zullen de correctieresultaten niet worden weergegeven.

Default Setting of PDF Format for PC Browsing

U kunt de aanvankelijke bestandsindeling opgeven voor het openbare PDF-bestand of het downloadbestand dat tijdens de uitvoering van elke opdracht wordt gemaakt.
Selecteer in "Instellingen (beheerder)" [Systeeminstellingen] → [Instellingen Document archivering] → [Algemene instellingen] → [Default Setting of PDF Format for PC Browsing].

Z/W : Compressiemodus

Geen, MH (G3), MMR (G4)

Kleur/grijstinten : Comprimeringsfactor

Laag, Midden, Hoog

Taal

Version 02a / bp70m90_usr_02a_nl

↑Eerste pagina