Met deze functie verschuift
u de gekopieerde afbeelding naar rechts, links of omlaag om de kantlijn
aan te passen.
Dit is handig wanneer u kopieën wilt binden met een koord
of in een map.
Als
u de afbeelding naar rechts verschuift, kunt u de kopieën aan de
linkerzijde binden met een koord.
Zonder kantlijnverschuiving | Met kantlijnverschuiving |
---|---|
De perforatiegaatjes snijden een deel van de afbeelding af. |
De afbeelding wordt verplaatst om ruimte te maken voor de gaatjes zodat de afbeelding niet wordt afgesneden. |
Kantlijn Verschuiving
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.Tik op de toets [Overige] en op de toets [Margeverschv.].
Tik op de richting voor de afbeeldingsverschuiving.
Hiermee wordt de breedte van de kantlijnverschuiving ingesteld.
Tik op de getalsweergave die het gebied van de kantlijnverschuiving op de voorzijde of achterzijde aangeeft en voer het gebied in met de cijfertoetsen.Tik op de toets [Start] om het kopiëren te starten.
De functie Wissen wordt gebruikt om de schaduwen
te wissen die aan de randen van kopieën kunnen voorkomen bij het kopiëren
van dikke originelen of boeken.
Een
dik boek kopiëren
Wissen niet gebruiken | Wissen gebruiken |
---|---|
Er zijn schaduwen zichtbaar op de kopie |
Er zijn geen schaduwen zichtbaar op de kopie |
Wismodi (Wissen buitenkader, Wissen midden, Wissen rand + midden,
Wissen zijkant)
Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.Tik op de toets [Overige] en op de toets [Wissen].
Tik op het selectievakje van de rand die u wilt wissen en geef de wispositie op.
Controleer of het selectievakje waarop u tikte is ingesteld op .Geef de breedte van de wisstrook op.
Tik op de getalsweergave die de wisstrook op de voorzijde of achterzijde aangeeft en voer het gebied in met de cijfertoetsen.Tik op de toets [Start] om het kopiëren te starten.
Met deze functie centreert u de gekopieerde
afbeelding op het papier.
Hiermee kunt u de afbeelding midden op het papier plaatsen
wanneer het origineelformaat kleiner is dan het papierformaat of
wanneer u de afbeelding verkleint.
Zonder de centreerfunctie | Met de centreerfunctie |
---|---|
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Centreren].
Op het pictogram verschijnt een vinkje.Tik op de toets [Start] om het kopiëren te starten.
Met deze functie verplaatst u het gescande
origineel naar een opgegeven positie om een kopie te maken.
U kunt een kopie maken op elke gewenste positie aangezien
u deze kunt precies kunt instellen.
We raden aan om de bovenkant op te geven als startzijde van
het origineel.
Kopieer het origineel dat u wilt gebruiken voor Kopie verplaatsen.
Het kopiëren wordt uitgevoerd zonder kopie verplaatsen.Meet de verplaatsingshoeveelheid met de bovenzijde als startzijde voor de uitvoerkopie.
Tik op de toets [Overige] en op de toets [Afbeelding plaatsen].
Stelt een verplaatsingsafstand in.
Tik op het gedeelte dat de verplaatsingsafstand aangeeft op de voor- of achterzijde en voer de afstand in met de cijfertoetsen.Plaats het origineel.
Plaats het origineel in de documentinvoerlade van de automatische documentinvoereenheid of op de glasplaat.Tik op de toets [Start] om het kopiëren te starten.
Version 03a / bpb547wd_usr_03a_nl