BASISPROCEDURE VOOR AFDRUKKEN
Aan de hand van het volgende voorbeeld wordt uitgelegd
hoe u een document kunt afdrukken vanuit 'WordPad', een standaardapplicatie
van Windows.
- Het
menu dat wordt gebruikt om af te drukken, kan per toepassing variëren.
- De knop
die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster van de printerdriver
te openen (meestal [Eigenschap] of [Voorkeursinstellingen]), kan
per toepassing verschillen.
- De apparaatnaam
die normaalgesproken wordt weergegeven in het menu [Printer], is
[BP-xxxxx]. ("xxxxx" is een reeks tekens die per model van het apparaat
varieert.)
Selecteer [Afdrukken] in het menu [Bestand] van WordPad.
Selecteer de printerdriver voor het apparaat en klik
op de knop [Voorkeursinstellingen].
De knop die wordt gebruikt om het eigenschappenvenster van
de printerdriver te openen (meestal [Eigenschap] of [Voorkeursinstellingen]),
kan per toepassing verschillen.
Selecteer de afdrukinstellingen.
- Klik op de tab [Algemeen].
- Selecteer het formaat van het origineel.
- U kunt
maximaal zeven door de gebruiker gedefinieerde formaten in het menu
vastleggen. U kunt een origineel formaat opslaan door [Extra papier]
of een van de opties [Gebruiker1] tot en met [Gebruiker7] in het
menu te selecteren en op de toets [OK] te klikken.
Als u instellingen op andere
tabbladen wilt selecteren, klikt u op het gewenste tabblad en selecteert
u vervolgens de instellingen.
HET SCHERM INSTELLINGEN VAN DE PRINTERDRIVER / HELP RAADPLEGEN
- Als u een origineelformaat
instelt dat groter is dan het grootste papierformaat dat door het
apparaat wordt ondersteund, selecteert u het papierformaat voor
de afdruk bij 'Uitvoergrootte'.
- Als u een andere
'Uitvoergrootte' dan de 'Origineel Formaat' selecteert, wordt de afruk aangepast
aan het geselecteerde papierformaat.
- Klik op de knop [OK].
Klik op de knop [Afdrukken].
Het afdrukken wordt gestart.
HET SCHERM INSTELLINGEN VAN DE PRINTERDRIVER / HELP RAADPLEGEN
Het scherm Instellingen van de printerdriver
bestaat uit negen tabbladen. Klik op de tab om het bijbehorende
tabblad te openen.
Voor alle instellingen kunt u het Help-scherm raadplegen.
Klik rechtsonder in het scherm op de knop [Help].
- Tabs: Klik op
om de verschillende tabbladen weer te
geven.
-
[Algemeen]: Op
dit tabblad vindt u de veelgebruikte functies. Deze instellingen
staan ook op de andere tabbladen en alle instellingen op dit tabblad
zijn gekoppeld aan de instellingen op de andere tabbladen.
[Papierinvoerbron]: Het
formaat en het type papier voor de afdruktaak en de papierlade.
[Bezig met voltooien]: Selecteer
een afwerkfunctie, zoals nieten, perforeren of vouwen, en stel de
uitvoerlade in.
[Lay-out]: Selecteer
de functies voor de lay-out, zoals dubbelzijdig afdrukken of boekjes
afdrukken.
[Taakverwerking]: Documentarchivering
en gebruikersauthenticatie instellen.
[Invoegbladen]: Invoegfuncties
selecteren, zoals kaften, insteekvellen en tabpapier.
[Stempel]: Selecteer
de functie voor een watermerk of stempel.
[Afbeeldingskwaliteit]: Kies
een van de instellingen voor de afbeeldingskwaliteit.
[Kleurprofiel]: Selecteer
het kleurprofiel.
[Gedetail. Instellingen]: Selecteer
tandemafdruk en andere gedetailleerde afdrukinstellingen.
- Favorieten
-
De instellingen die
op de verschillende tabbladen zijn geconfigureerd, kunnen als Favoriet
worden opgeslagen.
VEELGEBRUIKTE FUNCTIES
- Standaard
-
De instellingen op
het huidige tabblad terugzetten naar de standaardinstellingen.
- Instellingsitems
-
Bevat de instellingen
van elk tabblad.
- Informatiepictogram (
)
-
Er gelden bepaalde
beperkingen voor de combinaties van instellingen die kunnen worden
geselecteerd in het eigenschappenvenster van de printerdriver. Als
een beperking van toepassing is op een geselecteerde instelling,
wordt een informatiepictogram (
) weergegeven naast de instelling. Klik
op het pictogram voor een beschrijving van de beperking.
- Afdrukbeeld
-
Een visuele weergave
van de gevolgen van de huidige instellingen op het afdrukbeeld.
De afwerkinstellingen en de kleurmodus worden met pictogrammen aangeduid.
- Machineafbeelding
-
Hier ziet u welke
opties op het apparaat zijn geïnstalleerd en de papier- en uitvoerladen
die worden gebruikt.
- De knop [Help]
-
Hiermee opent u het
Help-venster van de printerdriver.
- U
kunt het Help-venster voor een instelling weergeven door op de instelling
te klikken en op de toets [F1] te drukken.
- Klik op
de knop
rechtsboven in het scherm Instellingen
en klik vervolgens op een van de instellingen om de Help voor die
instelling in een apart venster weer te geven.
PAPIER SELECTEREN
Controleer, voordat u gaat afdrukken, het
papiertype en -formaat en de aanwezige hoeveelheid papier in de
laden van het apparaat. Klik op de knop [Ladestatus] op het tabblad
[Papierinvoerbron] om de actuele informatie over de laden weer te geven.
De instelling 'Uitvoergrootte' en de instelling 'Papierlade' zijn
als volgt met elkaar verbonden:
- Als
“Papierlade” is ingesteld op [Automatische keuze]
De lade met het papier met het formaat en type
dat u hebt geselecteerd bij “Uitvoergrootte” en “Papiertype” wordt automatisch
geselecteerd.
- Wanneer “Papierlade”
op een andere instelling is ingesteld dan [Automatische keuze]
De opgegeven lade wordt gebruikt om af te drukken,
ongeacht de instelling van “Uitvoergrootte”.
Wanneer u 'Papiertype' hebt ingesteld op [Handinvoer], moet u 'Papiertype'
selecteren. Controleer het papiertype dat is ingesteld voor de doorvoerlade
van het apparaat, controleer of dat type papier zich inderdaad in
de doorvoerlade bevindt en selecteer vervolgens het juiste papiertype.
- Als “Papiertype”
is ingesteld op [Automatische keuze]
Er wordt automatisch een lade geselecteerd met
normaal of gerecycled papier van het formaat dat is opgegeven bij “Uitvoergrootte”.
(De standaardfabrieksinstelling is alleen normaal papier 1.)
- Wanneer “Papiertype”
op een andere optie is ingesteld dan [Automatische keuze]
Voor het afdrukken wordt een lade gebruikt met
het opgegeven type papier van het bij “Uitvoergrootte” opgegeven formaat.
Ook speciale media, zoals enveloppen, kunt u in
de doorvoerlade laden.
Zie '
PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN' voor de procedure
voor het laden van papier in de doorvoerlade.
Als [Papierformaat herkenning handinvoer inschakelen] (uitgeschakeld in de fabrieksinstelling)
of [Papiersoort herkenning handinvoer inschakelen] (ingeschakeld in de fabrieksinstelling),
dat toegankelijk
is via de [Systeeminstellingen] in “Instellingen (beheerder)” → [Printer- Instellingen]
→ [Voorwaarde-Instellingen] → [Instellingen handinvoerlade], is ingeschakeld, wordt
er niet afgedrukt
als het papierformaat of het papiertype dat is opgegeven in de printerdriver
niet overeenkomt met het papierformaat of het papiertype dat is
opgegeven bij de instellingen van de doorvoerlade.
OP ENVELOPPEN AFDRUKKEN
U kunt de doorvoerlade of lade 4 gebruiken
om op enveloppen af te drukken.
- Voor
de papiersoorten die gebruikt kunnen worden in de lade, zie '
GESCHIKTE
PAPIERTYPEN'.
- Zie '
PAPIER IN DE DOORVOERLADE LADEN' voor de procedure
voor het laden van papier in de doorvoerlade.
- Zie '
PAPIER SELECTEREN' voor
meer informatie over het laden van papier.
- Na het
afdrukken kunnen er kreuken in de envelop zijn afhankelijk van het
type en het formaat van de envelop evenals o de afdrukomgeving.
Voorafgaand aan hoogwaardig afdrukken wordt het aanbevolen een testdruk
te maken.
- Wanneer
u media gebruikt die alleen in een bepaalde stand kunnen worden
geladen, zoals een envelop, kunt u het beeld 180 graden draaien.
Zie “
HET AFDRUKBEELD 180 GRADEN DRAAIEN (180 GRADEN DRAAIEN)” voor meer informatie
- Lade 4
kan alleen worden geladen met Com9-, Com10- en Monarch-enveloppen.
- Klik op de tab [Papierinvoerbron].
- Selecteer het gewenste envelopformaat in het menu 'Uitvoergrootte'.
Als [Uitvoergrootte] op envelop is ingesteld, wordt [Papiertype]
automatisch ingesteld op [Envelop].
Als 'Origineel Formaat' op het tabblad [Algemeen] is ingesteld
op envelop en 'Uitvoergrootte' is ingesteld op [Zelfde als Originele Grootte], wordt
'Papiertype'
automatisch ingesteld op [Envelop].
- Selecteer [Handinvoer] of [Papiercassette 4] bij 'Papierlade'.